Het partijlandschap is nooit statisch

26 april 2024, column Bert van den Braak

Politieke partijen spelen een belangrijke rol in ons politieke en bestuurlijke bestel. Partijen zijn 'verenigingen' waar politieke geestverwanten tot meningsvorming kunnen komen, zij helpen bij rekrutering van bestuurlijk talent, zij stellen kandidatenlijsten en programma's op en zij dragen via hun wetenschappelijke bureaus bij aan gedachtevorming over (toekomstige) vraagstukken. Dat het ledental van partijen lager is dan in het verleden, doet aan hun belang niets af.

In het licht van die belangrijke rol is het jammer dat de regelgeving over partijen nog zo mager is. Gelukkig zit er een wet op de politieke partijen aan te komen. Verdere regels stellen aan financiering, maar ook over interne democratie en afleggen van verantwoording is geboden. Dat zich daarbij spanningen zullen voortdoen, bijvoorbeeld met de vrijheid van vereniging, mag geen reden zijn om dat niet te doen. Al is het maar voor de toekomst.

Partijvorming is namelijk een continu proces. De komst van BBB en NSC, maar ook DENK, Volt en JA21, liet dat recentelijk zien. En verder is er een belangrijke ontwikkeling ter linkerzijde. Hoewel het proces nog even kan duren, bestaat de kans dat de verdere samenwerking tussen GroenLinks en PvdA uiteindelijk zelfs tot een fusie leidt.

Voor het zover is zijn andere vormen van samenwerking tussen die partijen denkbaar, zoals de gezamenlijke kandidatenlijsten er al één was. Denkbaar is het aangaan van federatief verband, waarbij de partijen wel voorlopig zelfstandig blijven bestaan. Het deels gezamenlijk gehouden congres leek daar een opmaat naar. Bij een federatie zijn een eigen bestuur en eigen congressen denkbaar en een 'rechtstreeks' lidmaatschap. Die weg kenden wij uiteraard al eerder. Het was het proces dat ARP, CHU en KVP vanaf eind jaren zestig doormaakten en die eindigde in de fusie tot het CDA in 1980.

Fusies behoren bij ons bestel. Veel politieke stromingen hadden ermee te maken (net als overigens soms met afsplitsingen). Liberale Unie en Bond van Vrij-Liberalen gingen met andere partijen in 1921 op in de Liberale Staatspartij 'de Vrijheidsbond'. De PvdA ontstond in 1946 uit SDAP, VDB en CDU. Ook zij trok toen leden van buiten die partijen aan. En de VVD ontstond in 1948 uit het samengaan van de Partij van de Vrijheid (van Stikker) en voormalige VDB'ers (onder leiding van Oud). Meer recent waren er fusies die uitmondden in GroenLinks en ChristenUnie.

Die nieuwe fusiepartijen hadden wisselend succes, maar daarbij speelden meer factoren dan alleen de vraag of leden van opgeheven partijen zich daarin thuis voelden. Dat was soms niet het geval, bijvoorbeeld nadat de VDB in 1946 was opgegaan in de PvdA. Dat had zowel met programma als met 'sfeer' te maken. Het zingen van de Internationale of congresseren in een zaal met rode vlaggen stond niet iedereen aan. Ook bij andere fusies konden sommigen (meestal niet zo veel) dat 'niet meemaken'. Bij de PSP vertrok nog voor de fusie met PPR, CPN en EVP Fred van der Spek. Het CDA kreeg rechts (RPF) en links (EVP) te maken met concurrenten. Het zal bij een eventuele fusie van PvdA en GroenLinks niet anders gaan.

Over de wenselijkheid van een fusie van PvdA en GroenLinks valt te twisten, al zou zij wel eens zowel onvermijdelijk als logisch kunnen blijken te zijn. Politiek gaat (ook) over machtsvorming. Dat nu nogal nadruk wordt gelegd op verschillen en dus op mogelijke conflicten is misschien begrijpelijk, maar ook wat defensief. Natuurlijk betekent een fusie verlies aan eigen karakter (cultuur) en natuurlijk zijn er ook inhoudelijke verschillen. Er is echter geen reden om voorshands te veronderstellen dat een nieuwe partij niet een nieuwe cultuur kan ontwikkelen, vanuit het uitgangspunt dat er gedeelde waarden zijn. Daarvan zijn talloze voorbeelden.

In het verleden hadden niet gefuseerde partijen eveneens vaak te maken met vleugels of zelfs individuen die soms een andere positie innamen dan 'de partij'. Bij partijvorming gaat het om gemeenschappelijk gevoelde en gedeelde waarden, zonder dat daarbij sprake moet zijn van een keurslijf. Voor iedere partij, nieuwe en bestaande, geldt dat er vrijheid van gedachtewisseling moet zijn. En dan kan (en mag) het soms best intern botsen, zonder dat daarmee de partij schade lijdt.



Andere recente columns