Ietsjes inventiever graag
Het ziet ernaar uit dat na jaren van algehele geheimhouding in september meer openbaar wordt over wat het Rijksvastgoedbedrijf in al zijn wijsheid heeft bedacht over de renovatie van het Binnenhofcomplex. Parlementariërs en andere betrokkenen - niet te vergeten de geïnteresseerde burgers – zouden dan over die renovatie kunnen meepraten. Veel architecten houden daar niet van maar er zijn voorbeelden van het tegendeel. Pi de Bruijn, de architect die in de jaren tachtig de Tweede Kamer van een nieuwe vergaderzaal voorzag en de omliggende gebouwen aanpakte bleek zeer goed tot gesprek met de gebruikers in staat 1),
Opheffing van geheimhouding is noodzakelijk, niet alleen om redenen van elementaire democratie – het Binnenhofcomplex is in de ware zin des woords ‘gemeenschapsbezit’ – maar ook omdat het om veel meer gaat dan alleen repareren wat stuk is en technisch moderniseren wat nu eenmaal moet worden vernieuwd. Kennelijk willen de tot nu toe betrokken architecten (en dus het Rijksvastgoedbedrijf?) meer dan alleen zuivere reparatie. Zij zien ook de noodzaak van vernieuwing. Dat mogen zij natuurlijk en zij zijn er ook in beginsel toe geëquipeerd, maar dan mogen wij hopelijk weten wat en waarom.
Het zou de discussie over de noodzakelijke renovatie in elk geval een stuk belangwekkender maken. In de eerste plaats zou de vraag aan de orde moeten komen wat de Raad van State nu nog op het Binnenhof te zoeken heeft. De Raad neemt daar formeel ruimte in beslag die hij nauwelijks gebruikt, behalve de vergaderzaal voor de plenaire Afdeling advisering. Als de Hoge Raad op afstand kan worden gezet, waarom dan niet ook de Raad van State? Eerste en Tweede Kamer kunnen de opengevallen ruimte goed gebruiken.
Een tweede te bespreken kwestie zou de grote Statenpassage zijn, die alle gebouwen tussen Lange Poten en Binnenhof ingenieus en fraai met elkaar verbindt en van het Tweede Kamercomplex, naar het woord van Adri Duivesteijn, ‘een kleine stad’ 2) heeft gemaakt. Die passage was bedoeld als een open straat waardoor mensen konden wandelen van Plein naar Hofweg en zich als het ware konden mengen met de gebruikers. Daar is niets van terechtgekomen: aanvankelijk werd gevreesd voor een warme hangplek voor junks en zwervers; later moest de boel worden gesloten om de veiligheid van de gebruikers te waarborgen. Het parlement heeft immers niet louter vrienden; iets wat vooral Geert Wilders heeft moeten ondervinden.
Het zou dus niet vreemd zijn nog eens goed na te denken over de bestemming en het gebruik van de Statenpassage. Dat kan wijzigingen in de vormgeving met zich meebrengen. Ook als dat leidt tot vernieuwing die niet alleen maar ‘sober en doelmatig’ is, zoals de populistische mantra van de Kamer luidt. Zij zou ietsje inventiever mogen zijn in haar oordeel.
Nog een probleem, belangrijker dan de Statenpassage: de ruimtelijke inrichting van de grote vergaderzaal. Door toevallige omstandigheden heb ik, meer dan eens, op alle relevante plekken mogen optreden: in de voorzittersstoel, aan het spreekgestoelte middenin, achter het katheder van de premier en uiteraard in een zetel in de zaal. Dan ondervind je dat werkelijk geen een meubel op zijn plaats staat. De voorzitter zit ergens opzij in plaats van in het midden en boven alle andere deelnemers. Leden staan in het centrum en spreken het parlement toe in plaats van ermee te discussiëren. Leden in de zaal moeten naar iedere spreker opzien: niet alleen, zoals het hoort, naar de voorzitter maar ook naar hun collegae en, nog erger, naar de aan het woord zijnde minister of staatssecretaris. Alsof die hoger staat in rang dan het Kamerlid, terwijl het omgekeerde het geval is.
Een minister die aan het woord is, kan gemakkelijk de blik van de voorzitter ontwijken, tenzij die luidruchtig ingrijpt. Het meubilair zet beiden namelijk naast in plaats van tegenover elkaar. De inrichting is trouwens heel slecht voor interrupties. Voor het oog van de minister staat een Kamerlid beneden ergens een beetje te sputteren; weinig indrukwekkend.
De renovatie kan dienen om aan die inrichting iets te doen. Elk parlement heeft zijn historische pikorde, maar die moet ook zichtbaar worden gemaakt, voor deelnemers en voor toeschouwers. Het gaat dus over meer dan ‘sober en doelmatig’; het gaat over de betekenis van symbolen.
Dit is de tweede column in een serie van twee over de voorgenomen renovatie van het Binnenhofcomplex.
-
1)Diederik Smit, Het belang van het Binnenhof. Twee eeuwen Haagse politiek, huisvesting en herinnering, Amsterdam: Prometheus – Bert Bakker, 2015, 246 – 247.
-
2)Adri Duivesteijn, ‘Vernieuwing Binnenhof verdraagt geen geheimhouding’, in: NRC Handelsblad, Opinie en Debat, 13 – 14 juli 2019, O 2.