Eerste reacties MI-partners op de uitslag van de Europese Verkiezingen
DEN HAAG (PDC) - De verkiezingen voor het Europees Parlement zijn achter de de rug. De uitslagen zijn binnen, dus is er ruimte om de balans op te maken. Verschillende partners van het Montesquieu Instituut geven in dit artikel hun eerste reactie op de verkiezingsuitslag.
Vóór Europa – dat is de boodschap van de kiezer. De eurosceptische SP en PVV uit het Europees Parlement, terwijl nieuwkomer FvD op meer had gerekend; en het pro-Europese blok dat twintig zetels behaalde – ruim driekwart van het totaal, en drie zetels meer dan in 2014. Maar hoeveel Europa dan precies – dat ligt ingewikkelder, daarover bestaat ook in het pro-Europese blok geen overeenstemming.
Het Europees Parlement normaliseert zich en wordt meer een afspiegeling van de Europese bevolking. Met dank aan de populisten en de Groenen.
Caspar van den Berg
Deze uitslag laat op electoraal vlak zien wat op economisch en cultureel vlak de laatste jaren al steeds duidelijker werd: de scheidslijnen tussen lidstaten zijn minder scherp geworden (chapeau EU!), maar de polarisatie binnen lidstaten des te scherper (grote opgave!).
Laat niemand aan het Binnenhof zich rijk rekenen. Of arm verklaren. de opkomst voor de Europese verkiezingen is nog steeds zo laag dat er geen nationale betekenis aan kan worden gehecht. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021, of eerder, kan alles weer anders zijn. Zelden zijn partijen zo wispelturig geweest, of partijen zo onbetekenend.
Mij vallen drie zaken op. Ten eerste is er een stijging in de opkomst, met kiezers met een veelvoud aan opinies. We moeten dus minder somberen over een gebrekkige legitimatie van het Europees Parlement! Ten tweede is dankzij het verlies van de sociaaldemocraten en de EVP (vooral als de partij van Orban uittreedt) een versterking van de positie van Groenen en Liberalen. Dat is interessant nieuws voor de vorming van de Commissie en de wetgevingsagenda. Ten derde blijft de eurosceptische fractie onder de 10%, dus wint ook op dat vlak de EU.
Dankzij de hogere opkomst, vooral jongeren gingen naar de stembus, krijgt het Europees Parlement meer zeggingskracht. Tegelijkertijd is het politieke landschap versnipperd en zijn er veel vacatures voor Europese topposities. Het beeld van de EU zal de komende weken en maanden voornamelijk bestaan uit voorzichtig aftastende politici en moeizame onderhandelingen.
De Europese verkiezingen gaven qua campagne een zelfde beeld te zien als de Statenverkiezingen. Krampachtig werd geprobeerd kiezers een herkenbaar thema voor te schotelen. Bij de Statenverkiezingen was dat: behoudt de coalitie haar meerderheid in de Eerste Kamer? En bij de Europese verkiezingen werd de vraag gesteld wie de grootste Europese fractie zou worden. In het eerste zat vanwege de getrapte verkiezing van de Eerste Kamer nog enige logica, in het tweede niet.
Belangrijker was echter dat beide verkiezingen niet gingen waarover ze moesten gaan: wat wordt de zetelverdeling in respectievelijk Statencolleges en het Europees Parlement? Die vraag is bepalend voor de koers van provincie c.q. de Europese Unie. Of FvD of de VVD of wie dan ook de grootste wordt qua stemmenaantal is daarbij nauwelijks relevant. De in Nederland mogelijk wat meer dan in andere landen spelende vraag wie voorzitter van de Europese Commissie wordt, lag wel dichterbij waar het in de verkiezingen om ging, dan de vraag wie de grootste wordt. Toch was ook dat een wat te simpele kwestie. Bij de uiteindelijke keuze voor de Commissievoorzitter spelen immers meer zaken dan alleen: welke groep is de grootste? Er kan bijvoorbeeld steun zijn van andere groepen (Groenen kunnen een sociaaldemocraten steunen of liberalen een christendemocraat). Maar ook andere posten (met name voorzitter van de Europese Raad en president van de ECB) zullen bij de keuze een rol spelen.
Wanneer springen media – de goede niet te na gesproken - over hun schaduw heen en laten ze kiezers zien waarover de verkiezingen echt gaan. Door ten eerste meer aandacht te besteden aan het Europees Parlement en ten tweede door in de verkiezingsstrijd ruimte te geven voor partijen om hun standpunten voor het voetlicht te brengen.
Betreurenswaardig was dat de alom als kwalitatief goed bekendstaande website Europa-Nu.nl geen subsidie kreeg om specifieke aandacht te besteden aan de Europese verkiezingen. Het geld ging naar andere projecten (wie heeft daar overigens iets van gezien?). Gelukkig lieten veel kiesgerechtigde burgers zien wel degelijk op zoek te zijn naar informatie over standpunten en de werkwijze van de EU. In die zin is de focus van de media op non-issues ook een miskenning van de burger. Dat speelde overigens juist eurosceptische partijen als SP en PVV parten. Daarmee schoten zij in eigen voet. De SP had volop kansen om een krachtig geluid in het Europees Parlement onder de aandacht te brengen. De partij had in Dennis de Jong een uitstekende parlementariër, die ondanks zijn politieke niet overmatig sterke positie een nuttige inbreng had in het Parlement.
Hopelijk gaan media (nog) meer aandacht besteden aan de Europese politiek en het Europees Parlement in het bijzonder. Keer op keer blijken ‘beelden’ bepalender dan de werkelijkheid. Ik geef onmiddellijk toe dat het niet eenvoudig is om grote groepen kiezers te bereiken, zeker waar in een bepaald segment van het politieke spectrum nepnieuws en misinformatie nogal dominant zijn.’
De relatief hoge opkomst in de gehele EU laat zien dat burgers de Europese politiek inmiddels serieus genoeg vinden. Dat is niet alleen hoopvol, maar ook terecht. Verkiezingen die niet op personen of ‘nep-kwesties’ zijn gericht, maar die over de inhoud gaan zijn uiterst wenselijk. Volgende keer dan maar.