Vrouwelijke inzichten
Terwijl in de VS mogelijk een vrouw tot president wordt gekozen, een vrouwelijke bondskanselier al enige tijd de machtigste politica van de EU is en ook het Verenigd Koninkrijk een vrouwelijke prime minister heeft, lijkt de kans dat er bij ons op korte termijn een vrouwelijke minister-president komt nog klein. Nu is een vrouw als 'hoogste baas' niet het enige criterium om de mate van vrouwenemancipatie aan te ontlenen, maar het is wel een indicatie dat we op dat punt nog wat achterblijven.
De vraag of de komst van een vrouwelijke minister-president is te verwachten, vormt het slothoofdstuk van het door Monique Leyenaar geschreven boek over de 33 vrouwelijke ministers die ons land tot nu heeft gekend. Dat is een begrijpelijke vraag. Over het meer in het algemeen achterblijven van vrouwen in leidinggevende functies wordt al langer en vaker gefilosofeerd. Het boek draagt zeker bij aan de analyse daarvan. Geconstateerd wordt bijvoorbeeld dat ambities bij vrouwen soms toch net iets minder aanwezig zijn. Mannen zeggen vaker direct 'ja', daar waar vrouwen nog wel eens 'aarzelen'. En er zijn ongetwijfeld meer factoren.
Aan de hand van verschillende aspecten worden de vrouwelijke ministers en hun functioneren op een toegankelijke wijze in kaart gebracht. Aspecten als: uit welke kringen werden ze gerekruteerd, op welke posten kwamen ze vaker of minder vaak terecht en hoe functioneerden zij in het parlement, in de ministerraad en in de publieke ruimte. Bij dat laatste gaat Leyenaar nadrukkelijk in op de bejegening door de media. Er kan niet aan de indruk worden ontkomen dat de benadering anders is dan bij hun mannelijke collega's. Zaken als kleding en presentatie lijken bij vrouwelijke ministers zeker een grotere rol te spelen. Of er daarbij nog een verschil in benadering is door vrouwelijke en mannelijke journalisten blijft nog een vraag.
Of zaken als benadering door de pers, houding van Kamerleden en mannelijke collega's, maar ook de eigen inbreng van vrouwen echt zo veel anders is dan van mannen, is overigens betwistbaar. Er zijn vrouwelijke ministers die zich zonder moeite handhaafden in zowel parlement als media, zoals er ook waren die daar moeite mee hadden. Maar dat geldt natuurlijk evenzeer voor mannelijke ministers. Satirische programma's namen net zo goed ministers als Hans Alders, Frank de Grave, Jan Peter Balkenende en Ivo Opstelten - om er maar enkelen te noemen - op de korrel. En ook onder de mannelijke ministers waren er (zoals De Block, Engels en Apotheker) die het politiek moeilijk hadden. En of uit haar asielbeleid bij Rita Verdonk nu typisch vrouwelijke ('zachtere') eigenschappen bleken, is evenzeer de vraag.
Het aardige van het boek is dan ook veel meer dat het inzicht geeft in het functioneren van ministers in het algemeen. Ook onder de mannelijke ministers waren er die ongetwijfeld begonnen met het gevoel een kat in een vreemd pakhuis te zijn. Vrijwel alle ministers 'van buiten' moeten wennen aan de eigen mores van het parlement, aan de schijnwerpers die constant op je gericht staan en op een soms dreigende concurrentiestrijd met collega's. Zo gaven enkele vrouwen aan dat zij met de nodige waarschuwingen naar het constituerende beraad waren gegaan. In die eerste vergadering is het altijd oppassen dat competenties niet worden weggekaapt.
Lezenswaardig is verder hoe het eraan toegaat bij de leiding van een groot departement en hoe belangrijk de verhouding met de secretaris-generaal daarbij is. We blijken bovendien te beschikken over uiterst loyale en toegewijde ambtenaren. Verder wordt inzicht gegeven in de werkwijze van de ministerraad en in de rol van de minister-president (en in de verschillen per kabinet daarbij). Duidelijk wordt ook hoe belangrijk een goede relatie met de Kamer en met individuele Kamerleden is, waarbij de wetenschap dat hen af en toe een succesje moet worden gegund onmisbaar is.
Het algemene beeld - en dat zal voor mannen en vrouwen gelden - is, dat het ministerschap 'a hell of a job' is, maar gelukkig wel een baan die voldoening kan schenken als zaken ten goede in gang kunnen worden gezet. De reguliere periode van vier jaar is relatief kort, dus vaak vindt de 'oogst' pas later plaats.
Vraag is of er door de geboden inzichten naast gemopper, geklaag en soms zelfs gescheld meer waardering komt voor politici en ministers in het bijzonder. Na lezing heb je toch het gevoel: 'ga er maar aanstaan': een overvolle agenda, soms veel gereis, tientallen dossiers, uren geconcentreerd vergaderen en vragen beantwoorden in het parlement, leiding geven aan politieke processen op het departement, en ook nog eens verdragen dat media en burgers uiterst kritisch kunnen zijn (of erger). Dat het meestal lukt om geschikte kandidaten te vinden, is eigenlijk verwonderlijk. En dat geldt voor mannen én vrouwen.