Een veilig gevoel
Eén van de oudste taken van de overheid is zorgen voor veiligheid van de bevolking. Om externe gevaren te weerstaan, kwamen er een leger en een vloot, en voor binnenlandse veiligheid kwam er politie. Daarnaast werden veiligheidsdiensten in het leven geroepen.
Voor wat de buitenlandse dreiging betrof, was het beeld lange tijd simpel. De vijand kwam uit het oosten, meer in het bijzonder uit de Sovjet-Unie, die immers over vernietigende kernwapens beschikte. Het is nu moeilijk voorstellen hoe groot de angst voor dat gevaar onder de bevolking was. In de naoorlogse periode waren de herinneringen aan geweld, honger en vervolging nog zo vers, dat de gedachte dat dit nog een keer kon gebeuren, zorgde voor een enorme bereidheid om offers te brengen voor de verdediging. We accepteerden een enorme defensielast.
Toen 1962 de stationering van kernraketten op Cuba de wereldvrede leek te bedreigen, beleefde de bevolking uiterst spannende dagen. Evenzeer was de opluchting groot toen Sovjetleider Chroetsjov de schepen met raketten liet omkeren. Dat betekende niet dat daarna de kans op een conflict als verwaarloosbaar werd gezien, maar het zorgde zeker voor ontspanning, niet alleen tussen staten, maar ook in de bevolking. De discussie over de eventuele plaatsing van kruisraketten in West-Europa (en ook in Nederland) in de jaren 1979-1984 liet wel zien dat er grote verontrusting was gebleven over de kernwapenwedloop.
In eigen land zagen we met het toenemen van de welvaart ook de criminaliteit stijgen. Het voert te ver om in te gaan op alle factoren die bij die toename een rol speelden. In de jaren 1970-1983 verviervoudigde wat werd genoemd 'kleine criminaliteit'. Daarnaast ontstond bijvoorbeeld het kwalijke verschijnsel van voetbalvandalisme en nam ook criminaliteit in relatie tot drugs toe. Minister Korthals Altes en staatssecretaris Korte-van Hemel kwamen in 1985 met een eerste nota over criminaliteit en samenleving en in 1990 volgde een beleidsplan van minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Kosto. Hirsch Ballin kondigde verder samen met zijn collega van Economische Zaken Andriessen maatregelen aan tegen winkeldiefstal. Daarna volgde een reeks (wettelijke) maatregelen.
Om er enkele te noemen: aanscherping van de bepalingen over heling, betere mogelijkheid tot het ontnemen van illegaal verkregen vermogen, verbod voor verdachten om geen persoonsgegevens te verstrekken, betere bescherming van anonieme getuigen, invoering van een identificatieplicht, verdere strafbaarstelling van voorbereiding van misdrijven, een wettelijke basis voor gebruik van DNA in strafzaken, vereenvoudiging bevoegdheid tot huiszoeking, mogelijkheid van strafvermindering bij medewerking aan justitieel onderzoek, versterking van de positie van slachtoffers van misdrijven, uitbreiding van de fouilleerbevoegdheid en het opleggen van een gebiedsverbod. De lijst is verre van volledig. En, het lijkt te werken. De criminaliteit vertoont al langere tijd een dalende trend.
Na 2002 werden er verder diverse wettelijke maatregelen genomen tegen voorbereiding en financiering van terroristische misdrijven en ter verhoging van de straffen op terroristische activiteiten. Tevens werden mogelijkheden tot opsporing van dergelijke activiteiten vergroot.
De vraag is of dat alles genoeg is om voor 'een veilig gevoel' te zorgen. In de jaren van de Koude Oorlog hadden we te maken met een als reëel ervaren dreiging. Maar wel één waartegen we ons - samen met onze NAVO-bongenoten- in letterlijke zin konden wapenen. Criminaliteit is nog altijd een onmiskenbaar gevaar. Wie er mee te maken heeft gehad, draagt meestal niet alleen de directe materiële gevolgen, maar heeft tevens langere tijd psychische schade. Dalende statistieken leveren niet per definitie een veiliger gevoel op.
Bij de terrorismedreiging spelen beide vormen van angst een rol. Angst voor een buitenlandse vijand - bovendien met mogelijke vertakkingen in ons land -, en angst om slachtoffer te worden van (extreem) crimineel geweld. Daartegen kunnen we ons slechts tot op zekere hoogte 'wapenen'. Gevreesd moet echter worden dat de overheid, welke stappen zij ook zet, die angst niet zal kunnen wegnemen.
Als we dat beseffen, kunnen we misschien ook maar beter de conclusie trekken dat er uiterste terughoudendheid moet zijn bij het treffen van maatregelen; maatregelen waarvan wijzelf uiteindelijk de meeste last hebben. Extreme bewaking, inbreuken op privacy en inperking van vrijheden leiden juist tot het tegendeel van 'een veilig gevoel'.