Doorstroming politici naar bedrijfsleven
Politici die na hun Kamerlidmaatschap ‘doordringen’ tot het bedrijfsleven, en dan met name tot de top van grote ondernemingen, zijn uitzonderlijk. Voor zover politici en met name Kamerleden in het bedrijfsleven terecht komen, is dat veelal via het zelfstandig ondernemerschap, vaak in de sfeer van advisering of managementondersteuning. In 2017 werd Ronald Plasterk door een geneesmiddelenbedrijf aangetrokken om de contacten met wetenschap te onderhouden. Een tussentijdse overstap, zoals van D66-Kamerlid Gerard Schouw (D66) naar de Nefarma, was uitzonderlijk. Voor zover Kamerleden naar andere functies gaan, gaat het vooral om bestuurlijke posities.
Voor politici in het algemeen en oud-bewindslieden in het bijzonder geldt dat de zorgsector steeds meer aantrekkingskracht lijkt uit te oefenen. Voorbeelden daarvan waren André Rouvoet en Ab Klink. Voor zowel functies in het bedrijfsleven als werkzaamheden bij belangenorganisaties lijkt te gelden dat een uitgebreid netwerk een belangrijke pre is.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Hoewel soms het beeld bestaat dat (oud-)bewindslieden vaak naar het bedrijfsleven gaan, is dat maar beperkt zo. Edith Schippers (DSM) en Jan Kees de Jager en eerder onder anderen Camiel Eurlings en Atzo Nicolaï zijn eigenlijk uitzonderingen. Of tegenwoordig de carrièremogelijkheden voor oud-politici, inclusief Kamerleden, zijn toegenomen, is maar zeer de vraag. Dat bleek eerder uit onderzoek van het PDC/Montesquieu Instituut.
Van de 57 Tweede Kamerleden die in 2010 het parlement verlieten, kwamen er slechts vier in het bedrijfsleven terecht. Bij drie daarvan ging het echter om terugkeer naar het zelfstandig ondernemerschap, dat al voor het Kamerlidmaatschap werd uitgeoefend. Driekwart van de vertrekkers vond een nieuwe baan, waarbij bedacht moet worden dat sommigen al de pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt. Het merendeel van de oud-Tweede Kamerleden vond werk in bestuurlijke functies bij overheid of semioverheid. In toenemende mate kozen zij ook voor zelfstandig ondernemerschap, vaak in de sfeer van advisering.
Met de opkomst van industriële activiteit in de tweede helft van de negentiende eeuw werden de personele banden tussen politiek en bedrijfsleven vrij sterk. Politici waren afkomstig uit de hogere kringen en tot die kringen behoorden uiteraard ook topondernemers. Industriëlen als Stork, Dobbelmann, Jurgens en Van Houten (de cacaofabrikant uit Weesp) en Mees (van de bankiersfamilie) zaten zelf in het parlement, zij het vooral in de Eerste Kamer. Vooral katholieken en liberalen telden vele Kamerleden die gelieerd waren aan het bedrijfsleven.
Na de invoering van het algemeen kiesrecht wijzigde dit beeld. Eén van de eersten die de gang van politiek naar bedrijfsleven maakte, was Colijn. Hij werd, na Indisch officier, Kamerlid en minister te zijn geweest, topman van de Bataafse Petroleum Maatschappij. Toen hij voldoende fortuin had verworven, keerde hij, in 1922, terug in de politiek. In zijn kabinetten in de jaren dertig zaten bovendien geregeld zakenlieden, zoals de katholiek textielfabrikant en werkgeversvoorman Steenberghe.
Voor zover oud-politici na hun politieke loopbaan functies in het bedrijfsleven vonden, was dat vooral als commissaris. Dat beeld bleef overigens lang bestaan. Bekende voorbeelden daarvan waren oud-KVP-premier De Quay en oud-minister van Economische Zaken en SER-voorzitter De Pous. Die banden waren veel sterker bij liberale en christendemocratische politici dan bij sociaaldemocraten.
Drie patronen
In de naoorlogse periode zagen (en zien) we bij de doorstroming vanuit het bedrijfsleven naar de politiek drie patronen. Zelden kozen ondernemers definitief voor een politieke loopbaan: de meest sprekende voorbeelden zijn Ruud Lubbers (van scheepsbouwbedrijf Hollandia) en Frits Bolkestein (Shell). Ook de vroegere Kamervoorzitter Frans-Joseph van Thiel, die buizenfabrikant in Helmond was, en CDA’er Piet Steenkamp behoren tot deze groep. Steenkamp was aanvankelijk directeur van een conservenfabriek. En feitelijk heeft Mark Rutte (ex-Unilever) zich bij hen gevoegd.
Vaker was sprake van een kortstondig uitstapje van ondernemers naar de politiek. Voorbeelden zijn de VVD’ers Sidney van den Bergh en Harry Langman, CHU-minister Bé Udink, D66-staatssecretaris Wim Dik, en meer recenter Hans Wijers, Pieter Winsemius, Onno Ruding, Karien van Gennip en Sybilla Dekker. En in zekere zin behoort ook Wouter Bos tot deze categorie. Voor het CDA zat Roland Kortenhorst in de Tweede Kamer. Hij keerde spoedig terug naar het bedrijfsleven.
Sporadisch stapten politici (en dan vrijwel uitsluitend oud-ministers) over naar het bedrijfsleven. Daarvan was KVP-minister van Economische Zaken Van den Brink een eerste voorbeeld. Hij werd na vier jaar ministerschap in 1952 topman van de Amsterdamse Bank, later ABN. De financiële sector trok daarna vaker oud-ministers aan, meest van katholieke huize. Genoemd kunnen worden Nelissen en Lardinois. Maar ook PvdA’er Wim Duisenberg, die na zijn ministerschap toetrad tot de top van de Rabobank, maakte die gang. Een laatste voorbeeld is Gerrit Zalm, die voor hij minister werd topambtenaar was en die na zijn ministerschap overstapte naar het bankwezen. Oud-Tweede Kamerlid Bibi de Vries (VVD) ging bij Achmea verzekeringen werken.
Een opvallende overgang was er eerder van PvdA-minister Hofstra, begin jaren zestig, naar de top van het Verolme-concern. Daaruit kan worden afgeleid dat ook sociaaldemocraten soms hun weg naar het bedrijfsleven wisten te vinden.
Voor politici in het algemeen en oud-bewindslieden in het bijzonder geldt dat de zorgsector steeds meer aantrekkingskracht lijkt uit te oefenen. Recente voorbeelden zijn André Rouvoet, die voorzitter werd van Zorgverzekeraars Nederland en Wouter Bos die zich bij KPMG enige tijd bezighield met de financiering van de zorgsector. Het oud-CDA-Kamerlid Jan de Vries is directeur van MEE Nederland (ondersteuning van mensen met een beperking) geworden. Agnes Kant werkt nu bij Lareb, een onderzoekscentrum over bijwerking van geneesmiddelen. Roger van Boxtel (Menzis) en Hans Wiegel (ZN) gingen hen voor.
Belangenvertegenwoordiging
Oud-politici komen wel vaker terecht bij belangenorganisaties. Recentelijk ging VVD-Kamerlid Ineke Dezentjé Hamming naar de organisatie van metaalwerkgevers en oud-minister Maxime Verhagen ging naar brancheorganisatie BouwendNederland. Eerder waren oud-ministers als Van Veen, Andriessen en Ruding voorzitter van VNO/NCW. Vanuit de organisatie van metaalwerkgevers stapte in 1998 CDA’er Hans van den Akker over naar de Tweede Kamer, maar hij bleef daarin slechts één periode.
Voor zowel functies in het bedrijfsleven als werkzaamheden bij belangenorganisaties lijkt te gelden dat een uitgebreid netwerk een belangrijke pre is. Dat op zich is echter niet voldoende. Een specifieke vooropleiding (economie) of relevante kennis van de sector zijn zeker als het om managementfuncties gaat bijna onmisbaar.
Van de huidige Tweede Kamerleden heeft een tiental een economische opleiding gevolgd en zijn er twee met een bedrijfskundige achtergrond. Als we ervan uitgaan dat zij de meeste kans maken om in het bedrijfsleven terecht te komen, dan gaat het dus om kleine aantallen. Uit het bedrijfsleven was in de afgelopen periode circa vijftien procent van de leden afkomstig. Voor het merendeel ging het echter om functies op het niveau van het middenkader. Blijkbaar is dat – zelfs in combinatie met politieke ervaring – onvoldoende voor doorstroming naar topfuncties in het bedrijfsleven.
Er is enige discussie over de vraag of er niet een termijn moet gelden voordat oud-bewindslieden overstappen naar een nieuwe functie in het bedrijfsleven. Recentelijk werden er vraagtekens gezet bij de overstap van Camiel Eurlings naar KLM Air France. In 1994 zag Koos Andriessen af van een commissariaat bij papierconcern Koninklijke KNP BT, omdat hij als demissionair minister van EZ in een belangenconflict kon komen bij het eventueel verlenen van overheidssubsidies.
Over het voorkomen van een (snelle) overstap van oud-bewindslieden bestaan geen regels. Nu is dat alleen een kwestie van 'gedrag'. Maar gezien de bezwaren tegen een langdurige periode met wachtgeld, kan een oud-minister of - staatssecretaris moeilijk veel worden verweten als hij of zij snel een andere baan vindt. De enige zorg is dan dat in ieder geval de schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden. Als een minister bijvoorbeeld verantwoordelijk is geweest voor steunverlening aan een bedrijf, dan kan om verdenkingen te voorkomen beter van een overstap worden afgezien.
Financiële sector
Politicus |
Bedrijf |
Van Gennip (CDA, 2003-2007) |
ING Bank |
Zalm (VVD, 1994-2002, 2003-2007) |
DSB, daarna ABN AMRO |
Wijn (CDA, 2003-2007) |
Rabobank, daarna ABN AMRO |
Ruding (CDA, 1982-1989) |
Citicorps Bank |
Westerterp (KVP/CDA, 1971-1977) |
Optiebeurs |
Duisenberg (PvdA, 1973-1977) |
Rabobank, daarna DNB |
Langman (VVD, 1971-1973) |
ABN |
Nelissen (KVP, 1970-1973) |
Amro Bank (later ABN AMRO) |
Grapperhaus (KVP, 1967-1971) |
Bank Mees & Hope |
Lardinois (KVP, 1967-1973) |
Rabobank |
Van den Brink (KVP, 1948-1952) |
Amsterdamse Bank (later Amro Bank) |
Industrie/telecom/infrastructuur
Politicus |
Bedrijf |
Van Nieuwenhuizen (VVD, 2017-2021) |
Energie Nederland |
Zijlstra (VVD, 2017-2018) |
VolkerWessels |
Schippers (VVD, 2010-2017) |
DSM |
De Jager (CDA, 2002-2012) |
Koninklijke KPN |
Albayrak (PvdA, 2007-2010) |
Shell Nederland |
Eurlings (CDA, 2007-2010) |
KLM |
Heemskerk (PvdA, 2007-2010) |
Royal Haskoning |
Nicolaï (VVD, 2002-2007) |
DSM |
Benschop (PvdA, 1998-2002) |
Shell |
Wijers (D66, 1994-1998) |
AkzoNobel |
Dik (D66, 1981-1982) |
PTT (later Koninklijke KPN) |
Van Rooijen (KVP/CDA, 1973-1977) |
Shell Nederland |
Boersma (ARP/CDA, 1971-1977) |
OGEM |
Udink (CHU, 1967-1973) |
OGEM |
Hoefnagels (KVP, 1965-1966) |
Staatsmijnen, daarna Kon. Scholten Honig |
Andriessen (CHU, 1963-1965) |
Van Leer |
Hofstra (PvdA, 1956-1958) |
Verolme |
Verzekeringswezen
Politicus |
Bedrijf |
Klink (CDA, 2007-2010) |
VGZ |
Schultz van Haegen (VVD, 2002-2007) |
Achmea Zorg |
Van Boxtel (D66, 1998-2002) |
Menzis Zorg |
Bakker (ARP, 1963-1971) |
AGO |