Linkse doorbraak?
Dat de PvdA na bijna zeventig jaar uit het Amsterdamse college is verdwenen (afgezien uiteraard van burgemeester Van der Laan) is zonder meer opmerkelijk. Van nog grotere betekenis zou echter wel eens de deelname van de SP aan een college in een grote stad kunnen zijn. Dat kan de opmaat betekenen naar nieuwe politieke verhoudingen op landelijk niveau.
Dit jaar honderd jaar geleden kwam Floor Wibaut als wethouder in het Amsterdamse dagelijkse bestuur. De SDAP leverde naast 'Wibaut de Machtige' diverse vooraanstaande Amsterdamse wethouders, zoals Willem Vliegen, Monne de Miranda en Emmanuel Boekman. Voor de SDAP gold dat deelname aan colleges in grote steden lange tijd de enige mogelijkheid was om mee te besturen.
Ten onrechte wordt vaak verondersteld dat de Nolens-doctrine van 'uiterste noodzaak' de SDAP buiten de landsregering hield. Die doctrine hield kort gezegd in dat de katholieke partij alleen in uiterste noodzaak en samen met ten minste nog één andere partij met de SDAP in een kabinet zou samenwerken. Dat de SDAP op nationaal niveau buiten het bestuur bleef, was echter primair het gevolg van de onoverbrugbare kloof tussen de opvattingen van christelijke partijen (die bovendien samen de meerderheid hadden) en die van de sociaaldemocraten. Het ging dan niet alleen om opvattingen over de rol van de overheid in het economisch leven en over de maatschappij-ordening, maar ook om zaken als de monarchie, de defensie, de positie van vrouwen en de kijk op 'zedelijkheid'. De christelijke partijen voelden (tot 1933) feitelijk niets voor regeringssamenwerking met welke niet-christelijke partij dan ook.
Op gemeentelijk niveau speelden veel van die belangrijke thema's minder of zelfs geheel niet en 'regeringsdeelname' van de SDAP was daar dus wel mogelijk. Bij gemeentebesturen was bovendien toen (en dat bleef heel lang zo) sprake van afspiegelingscolleges, waarbij wethoudersposten 'evenredig' over de partijen werden verdeeld. Niet alleen in Amsterdam, maar ook in Den Haag (Albarda en Drees) en Rotterdam (onder anderen Heijkoop, Brautigam en De Zeeuw) kwamen er zodoende bekwame SDAP-bestuurders.
De parallel met de SP dringt zich op, al liet de 'doorbraak' van de SP naar de grote steden wel lang op zich wachten. Er waren inmiddels al wel de nodige SP-wethouders in gemeenten als Nijmegen, Groningen en Eindhoven. Na eerst Utrecht (Paulus Jansen) betekent de deelname van de SP aan het college in Amsterdam een belangrijke, nieuwe stap.
Vraag is natuurlijk of dit de ontwikkeling inluidt die de SDAP vóór 1940 doormaakte. De belangrijkste stap daarbij was de koerswijziging van de SDAP die zich omstreeks 1934 aftekende. Toen ontdeed de SDAP zich van belangrijke 'ideologische veren', zoals opvattingen over monarchie, nationale symbolen en ontwapening, en werd de koers gematigder of zelfs 'rechtser'. Al in 1935 was de RKSP bereid om samen met de SDAP te gaan regeren, maar de houding van de links-liberale VDB (zeg maar het D66 van vóór 1940) verhinderde dat toen. Pas in 1939 kon de SDAP gaan meeregeren.
Voor de SP komen nu twee vragen centraal te staan. Ten eerste: slagen de wethouders als bestuurder? (zekerheid is daarover vooraf uiteraard niet te krijgen, maar de kans daarop is volop aanwezig). En ten tweede: betekent het verbond met VVD en D66 dat de compromisbereidheid ook landelijk groter is geworden? SP-leider Emile Roemer was wat de landelijke kansen op regeringsdeelname betreft in het televisieprogramma Buitenhof nog terughoudend, omdat daar volgens hem immers andere thema's spelen dan op gemeentelijk niveau.
Essentieel lijkt mij echter - dat bewezen de onderhandelingen in Amsterdam - de wil om er samen uit te komen. Dat zou vooral betekenen dat de SP zich pragmatischer moet opstellen: minder oppositioneel en meer bestuurlijk. Als zich dan straks landelijk een situatie voordoet waarbij (centrum)rechtse partijen voor de vraag staan: samen met de PvdA of met de SP, dan is het antwoord 'zeker niet met de SP' veel minder waarschijnlijk dan het tot voor kort was. Dat zou echt een 'doorbraak' in de politieke verhoudingen kunnen betekenen. Een flankpartij zou dan opschuiven naar het centrum.