De waan van de dag

27 mei 2011, column Bert van den Braak

Krijgt het kabinet bij de verkiezingen een meerderheid in de Eerste Kamer? Dat was sinds maart een veel gestelde vraag. Het enige juiste antwoord was en is: dat zal elke keer weer moeten blijken. In ons bestel kennen we geen vertrouwensvraag in de Senaat. Het kabinet is er, en alleen na de Tweede Kamerverkiezingen moet worden vastgesteld of een kabinet een voldoende parlementaire basis heeft om te kunnen gaan regeren (en dus niet direct wordt weggestuurd).

Het begrip 'gedoogsteun' is bij de Eerste Kamer helemaal niet van toepassing. Bij ieder afzonderlijk wetsvoorstel moet een kabinet een meerderheid zien te verwerven. Dat de kans daarop groter is als de fracties van regerings- en gedoogpartijen een meerderheid hebben, is waar. Maar ook dan zal die meerderheid steeds moeten blijken. Het is opmerkelijk dat de fracties die het kabinet schragen nu samen geen meerderheid hebben, maar niet meer dan dat.

Dat de slagkracht van het kabinet sterk is verminderd, is geenszins een ijzeren consequentie van het ontbreken van die meerderheid. Oppositiepartijen geven vaker steun aan regeringsvoorstellen dan wel eens wordt verondersteld.

Zelfs het door de VVD niet bepaald gewaardeerde kabinet-Den Uyl wist diverse wetsvoorstellen (bijvoorbeeld over het openbaar bibliotheekwerk en over de verlenging van de leerplicht) met steun van de VVD-Eerste Kamerfractie in het Staatsblad te brengen (daar waar leden van de coalitiefracties KVP en ARP afhaakten). Tijdens Paars II had het kabinet in de Senaat slechts een meerderheid van één zetel. Slechts zeven keer kwam die verhouding tot uiting bij stemmingen, maar in zes gevallen betrof het gemeentelijke herindelingsvoorstellen. Het enige voorstel met financiële gevolgen dat het ternauwernood haalde, was een wetsvoorstel om het bezit van de OV-studentenjaarkaart te koppelen aan de studieprestaties. Bij het overgrote deel van de wetsvoorstellen waren er oppositiefracties die met de regeringsfracties meestemden.

Tijdens de kabinetten-Van Agt-Wiegel en -Lubbers I en II steunde de SGP-fractie steeds wetsvoorstellen om te bezuinigen op de studiefinanciering, de sociale zekerheid en op ambtenarensalarissen. Van majeure concessies aan de SGP was toen geen sprake. Zeker in sociaal-economisch opzicht is de SGP nu eenmaal rechts. Dat de SGP nu wel 'beloning' zal krijgen voor die steun, is weinig waarschijnlijk. Gewenste (en soms noodzakelijke) steun van de SGP was voor het kabinet-Van Agt-Wiegel geen reden om niet de Abortuswet tot stand te brengen. De SGP verbond daaraan evenmin consequenties voor het verlenen van steun. De intrekking van steun van de VVD voor het voorstel om smadelijke godslastering niet langer strafbaar te stellen, heeft weinig betekenis. Het betreft een wetsartikel dat vrijwel nooit is toegepast.

Diverse wetsvoorstellen zullen steun van oppositiepartijen ter linkerzijde krijgen. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn bij voorstellen om het bestuur in de Randstad te versterken of om tot een landelijk georganiseerde politie te komen. De verhoging van de AOW-leeftijd wordt gewenst door onder meer PvdA, D66, ChristenUnie en GroenLinks. Die partijen willen weliswaar verder gaan dan een verhoging naar 66 jaar, maar afwijzing van het kabinetsvoorstel zou betekenen dat er de komende periode niets gebeurt. Brede steun zal er verder ongetwijfeld ook zijn voor het beperken van de ontslagvergoeding voor zorgbestuurders. En zo zijn er meer voorbeelden.

Dat het uitblijven van hervorming van het ontslagrecht, invoering van de kilometerheffing en aanpassing van de hypotheekrenteaftrek niet wordt gesteund door oppositiepartijen is interessant, maar de Eerste Kamer heeft daar geen bemoeienis mee. Eerste Kamerleden hebben immers niet het recht van initiatief. Ook andere belangrijke discussies en dossiers (Griekenland, Kunduz) komen niet of nauwelijks in de Senaat aan de orde. De Eerste Kamer beoordeelt hoofdzakelijk wetsvoorstellen.

Of voor het kabinet in de Senaat problemen ontstaan, hangt veel meer af van de opstelling van VVD en CDA dan van de vraag of de SGP wel of niet voorstemt. Toen in de jaren tachtig tijdens Lubbers I en II sterk werd bezuinigd, bleken VVD en CDA in de Eerste Kamer overigens aanmerkelijk minder kritisch dan in latere jaren. Het halen van kabinetsdoeleinden (of anders gesteld: van bezuinigingen) won het toen steeds van 'kwaliteitsbewaking'.

De vraag 'wel of geen meerderheid in de Eerste Kamer' behoorde tot de categorie: waan van de dag. Daar houdt de Eerste Kamer zich in het algemeen liever niet mee bezig.



Andere recente columns