Geloofwaardigheid
Vorming van een nieuw kabinet is nog nooit zo moeilijk geweest als dit keer. In 2003 en 2006 kostte het ook al de nodige moeite, maar toen volstonden drie partijen om een meerderheid te bereiken. Wel werden toen kabinetten gevormd die steunden op partijen die met aarzeling (D66 in 2003) danwel vanuit een verzwakte positie (de PvdA in 2006) deelnamen.
In 2003 moest vooral D66 veel 'inleveren'; nog niet eens zo zeer bij de vorming van het kabinet, maar wel tijdens de rit. De wijze waarop minister Verdonk tijdens Balkenende II invulling gaf aan het asielbeleid stuitte op steeds meer weerstand bij de achterban van D66. En minister Thom de Graaf kon geen van de door hem verdedigde hervormingen realiseren. Zo verbleekte het eigen gezicht van D66, hetgeen resulteerde in een forse verkiezingsnederlaag in 2006.
De PvdA moest in 2006 accepteren dat enkele belangrijke voorstellen (bijvoorbeeld over de hypotheekrente-aftrek) van tafel verdwenen. Verder werd voorman Wouter Bos - anders dan hij vooraf had gezegd - toch minister 'onder' Balkenende. Ook de PvdA moest tijdens de rit belangrijke standpunten inleveren.
Voor de ChristenUnie gold dat per saldo in mindere mate dan voor de PvdA. Succesjes konden door die partij bovendien beter aan de eigen achterban worden verkocht, dan veel grotere successen die de PvdA in het kabinet behaalde. Desondanks verloor ook de ChristenUnie een zetel bij de verkiezingen van enkele weken geleden.
Voor een kleine partij is het niettemin eenvoudiger om het inleveren van standpunten te verdedigen dan voor grotere partijen. Bovendien bestaat nog steeds - ook al is dat feitelijk niet meer zo - het beeld dat PvdA en CDA sterke, brede volkspartijen zijn. De positie van de PvdA in het kabinet-Balkenende IV, met een fractie van 33 leden, was een andere dan bijvoorbeeld in Paars II, toen die fractie nog 45 leden telde en de PvdA de premier leverde.
Alleen de VVD heeft momenteel een relatief sterke positie. Die partij heeft nu meer zetels dan tijdens de kabinetten-Van Agt I (toen 28), -Lubbers II (toen 27) en Balkenende I en II (toen resp. 24 en 28 zetels). De huidige parlementaire basis voor CDA en PvdA bij kabinetsdeelname is zwakker dan ooit tevoren.
De afbrokkeling van het midden heeft ertoe geleid dat de sterkte van CDA, PvdA en VVD is afgenomen van circa 130 zetels in 1986 naar 82 nu. Dat betekent tevens dat het geluid van de oppositie veel krachtiger is geworden en veelvuldig (en van alle kanten) klinkt. Gesloten compromissen - hoe noodzakelijk ook om een regering überhaupt mogelijk te maken - kwamen onder vuur te liggen van partijen die zelf nog nooit compromissen sloten (PVV en SP, maar ook GroenLinks). Daarbij werd de afgelopen jaren volop de geloofwaardigheid van de regeringspartijen aangetast.
Ook voor een nieuw kabinet zal gelden dat de deelnemende partijen via een met één mond sprekend kabinet compromissen moeten verdedigen tegen het verwijt dat allerlei belangrijke beloftes zijn 'ingeleverd' . De eigen geloofwaardigheid van partijen zal zodoende wederom - en misschien wel in toenemende mate - een belangrijke rol spelen.
Vanuit dat oogpunt was een 'experiment' van kabinetsdeelname van de PVV interessant geweest. Hoe geloofwaardig zou die partij zijn geweest als was gebleken dat de artikelen 1, 6 en 23 van de Grondwet helemaal niet worden afgeschaft en dat een verbod op bouw van moskeeën en stichting van scholen, en het verbieden van de koran dus helemaal niet kan. En dat zou evenzeer gelden voor onhaalbare voorstellen als het registreren van etniciteit, het grotendeels 'terugtrekken' uit Europa of stopzetting van het klimaatbeleid. Vraag is ook hoe het met de geloofwaardigheid zou zijn gegaan van de partijleider die zijn beoogde kabinetspartner een half jaar eerder nog omschreef als 'Christenen Dienen Allah' (Handelingen Tweede Kamer, 17 september 2009)?
De eigen geloofwaardigheid na het sluiten van compromissen over de sanering van de overheidsfinanciën, de toekomst van de zorg en de hervorming van de woningmarkt zal voor alle partijen een centraal thema zijn bij de kabinetsvorming. Ervaringen uit de afgelopen tien jaar doen vrezen dat 'het springen over de eigen schaduw' niet alleen moeilijk zal blijken, maar vooral veel tijd zal kosten en hoogstens een broos bouwwerk zal opleveren. In dat opzicht is 'zo breed mogelijk' (PvdA-GroenLinks/D66-CDA-VVD bijvoorbeeld) wellicht nog het minst slecht.