Interpellatie is weer terug

27 februari 2009, column J.Th.J. van den Berg

Het ziet ernaar uit dat de aloude interpellatie in de Tweede Kamer is teruggekeerd, nadat deze gedurende een aantal jaren sterk aan populariteit had verloren. Net vóór het parlementaire reces in verband met Carnaval ( De Volkskrant merkte het ook al op) maakten zowel Agnes Kant van de SP als Geert Wilders van de PVV van dit instrument van parlementaire controle gebruik: Kant om het kabinet te ondervragen over het Irakonderzoek, Wilders omdat hij de weigering hem tot Groot-Brittannië toe te laten aan het kabinet wilde voorleggen. Opmerkelijk, omdat de interpellatie enigszins in onbruik leek te zijn geraakt, dankzij het veelvuldig gebruik van het 'spoeddebat'.

De interpellatie wordt volgens een vaste vorm gehouden. Een lid van de Kamer krijgt toestemming de minister te ondervragen over een gebeurtenis of vraagstuk. Daartoe mag hij of zij, bondig toegelicht, een aantal vragen afvuren op de minister. De zakelijke inhoud van de vragen heeft hij vooraf aan de minister laten weten en dus ook aan zijn medeleden in de Kamer. Op deze vragen geeft de minister beargumenteerd antwoord. Doorgaans leidt dat tot een betoog waarin de minister zijn beleid uitlegt en verdedigt. Vervolgens mag de vragensteller nog een tweede keer, waarna in deze tweede termijn ook de collegae mogen meedoen. Tot slot geeft de minister nog eenmaal antwoord.

De vorm is tamelijk strak en dat onderscheidt de interpellatie van het 'spoeddebat', dat nauwelijks vormvoorschriften kent, anders dan die welke bij elk debat gebruikelijk zijn. Daar doen alle geïnteresseerde Kamerleden vanaf de eerste termijn mee; de aanvrager van het spoeddebat krijgt geen voorrang, al mag hij of zij wel als eerste het woord voeren.

Interessant is dat in de wandeling, de media in het bijzonder, de interpellatie heel lang 'spoeddebat' heeft geheten. Dat verklaart misschien waarom veel Kamerleden en buitenstaanders geneigd zijn interpellatie en spoeddebat als onderling verwisselbaar te zien. Dat is nog maar de vraag. Het is immers geen toeval dat juist ervaren parlementariërs nu eens gebruik maken van de interpellatie en dan weer van het spoeddebat. In beide gevallen geldt overigens dat het debat zal plaatsvinden als dertig leden het verzoek daartoe ondersteunen.

De interpellatie is de oudste vorm van ons vragenrecht. Zij werd in het reglement van de Tweede Kamer opgenomen kort na de Grondwetsherziening van 1848. Over het regeringsbeleid werd in die dagen en nog vele decennia daarna alleen gesproken ter gelegenheid van de begrotingsbehandeling. Als er een bijzondere aanleiding was, kon echter door middel van een interpellatie het beleid ook tussentijds aan de orde worden gesteld.

Zo ondervroeg in april 1853 het conservatieve Kamerlid Van Doorn minister Thorbecke over het hertstel van de bisschoppelijke organisatie in katholiek Nederland. Daar bestond in het land immers grote opwinding over. Later zou de roemruchte vertrouwensregel (geen minister kan aanblijven, indien hij het vertrouwen van een der beide Kamers heeft verloren) langs de weg van een tweetal interpellaties tot het staatsrecht doordringen.

Tegen het einde van de negentiende eeuw werden er zoveel interpellaties over betrekkelijke trivia gehouden, dat in 1906 het (individuele) vragenrecht werd ingevoerd. Interpellaties dienden voortaan voor de meer ernstige politieke kwesties.

Tot in de jaren zestig bleef het zodoende bij zo'n drie tot vijf interpellaties per jaar. Toen echter begon de onweerstaanbare opmars van het fenomeen. Het hoogtij lag tussen 1977 en 1986, toen er gemiddeld zeventien interpellaties per jaar plaatsvonden, in 1979 1980 zelfs negen en twintig. Het waren de roerige tijden van het eerste kabinet-Van Agt. Nadien zakte het aantal terug tot ongeveer zes gemiddeld per jaar. In 1999-2000 waren er zelfs maar twee. Het aantal bleef laag, ook na 2002, toen het rumoer in de Tweede Kamer weer terugkeerde. Het spoeddebat leek ervoor in de plaats gekomen. Pas in het huidige parlementaire jaar is er van enige revival sprake: halverwege het jaar staat de teller al op vijf.

Wie mocht denken dat de interpellatie langzaam zou uitsterven, heeft te snel geoordeeld. Interpellaties en spoeddebatten, het zijn geen identieke instrumenten van parlementaire controle.

Daar kom ik over veertien dagen op terug.



Andere recente columns