Kerst 1988: "Windt u niet te veel op!"
Op 27 december 1988, derde Kerstdag, vergaderde de Eerste Kamer. De fracties van PvdA, D66, PPR, CPN en PSP bleven weg. Senaatsvoorzitter Steenkamp sprak dan ook van een slechte dag, vooral omdat eerdere afspraken tussen kabinet en Kamer waren geschonden. Steenkamp kapittelde het kabinet, dat de Senaat - die vanouds tegen overijling moet waken - weer eens tot haastwerk had gedwongen. Hoe was dat zo gekomen?
In de strijd tegen fraude bij sociale verzekeringen (en belastingen) kwam het kabinet-Lubbers II in 1987 met nieuwe wetgeving. Er werd een wetsvoorstel ingediend om een sociaal-fiscaal (sofi) nummer in te voeren. Omdat daaraan ook privacy-aspecten zaten, werd tevens de totstandkoming van de wettelijke regels over persoonsregistraties van belang geacht. Het voorstel van wet over de persoonsregistraties (WPR) was al in juli 1985 ingediend en werd in september 1987 door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen. Het wetsvoorstel over invoering van het sofi-nummer werd op 1 december 1988 door de Tweede Kamer aangenomen. Alleen PSP en PPR stemden tegen, juist vanwege de privacy-gevoeligheid.
Het kabinet had - zoals overigens gebruikelijk - al in oktober 1988 bij de Eerste Kamer gemeld welke wetsvoorstellen het vóór 1 januari afgehandeld wilde zien. Op die lijst stonden ook de WPR en het wetsvoorstel over het sofi-nummer. De vaste commissie voor Sociale Zaken uit de Eerste Kamer besloot niettemin afhandeling van beide voorstellen door te schuiven naar het nieuwe jaar.
Staatssecretaris Louw de Graaf van Sociale Zaken meldde kort daarna echter, na een advies van de Sociale Verzekeringsraad, toch prijs te stellen op afhandeling in 1988. Het niet op 1 januari 1989 invoeren van het sofi-nummer zou een jaar vertraging opleveren en een schade van 500 miljoen gulden. Op 14 december herhaalde de staatssecretaris zijn verzoek. Als nieuw argument werd aangevoerd dat ook de invoering van de belastingherziening (Oort-operatie) in gevaar kwam. Die mededeling was reden om de commissie voor Sociale Zaken een dag later opnieuw bijeen te roepen en de voorzitter van de SVR gelegenheid te geven dit nog eens toe te lichten.
Uit overleg met de commissie van Justitie bleek dat ontkoppeling van de behandeling van WPR en sofi-nummer op bezwaren stuitte bij met name de PvdA. De fractie van D66 wilde alleen akkoord gaan als de noodzaak van afhandeling onomstotelijk vaststond. Ondanks dit verzet besloot de commissie voor Sociale Zaken te adviseren de beide wetsvoorstellen nog in december af te handelen. Het College van Senioren (het 'dagelijks bestuur') van de Eerste Kamer volgde op 21 december in meerderheid dat advies en stelde voor de behandeling te doen plaatsvinden op 27 december.
De linkse fracties protesteerden heftig. Eerder dat jaar was er kritiek geweest op de Eerste Kamer vanwege de haastige afhandeling van de omstreden Harmonisatiewet (over de wederzijdse doorstroming van HBO en wetenschappelijk onderwijs). Kamervoorzitter Steenkamp had op 30 augustus en 27 oktober 1988 namens de hele Kamer aan het kabinet brieven geschreven waarin het belang van voldoende tijd voor zorgvuldige behandeling werd benadrukt.
Waren er bovendien, zo vroegen de fractievoorzitters Schinck, Vis en De Gaay Fortman, echt zulke dwingende redenen voor inwerkingtreding op 1 januari. De fracties waren bereid op 3 januari te vergaderen. Dat zou betekenen dat werkgevers slechts één werkdag later dan gepland verplicht zouden worden het sofi-nummer in te voeren in hun administratie.
De meerderheid betoogde evenwel dat de wetsvoorstellen in de Eerste Kamer niet op verzet stuitten; de linkse fracties hadden in de schriftelijke voorbereiding nauwelijks bezwaren naar voren gebracht. De argumenten van de Sociale Verzekeringsraad, de belangrijkste uitvoerende instantie, moesten bovendien, zo meende CDA-woordvoerder Franssen, serieus worden genomen. Toen Franssen, tevens voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken, nog eens de gehele gang van zaken op een rijtje zette en heftig reageerde op een interruptie, maande voorzitter Steenkamp hem zich niet te veel op te winden.
Uiteindelijk besloot de Eerste Kamer met 41 tegen 33 stemmen op derde Kerstdag te vergaderen. De linkse fracties bleven inderdaad weg. Omdat VVD en CDA alle leden - van wie sommigen al op wintersport waren - hadden opgetrommeld, waren er op 27 december voldoende leden om te kunnen vergaderen. De wetsvoorstellen werden zonder stemming aangenomen.
Voorzitter Steenkamp sprak op 27 december 1988 - wij herhalen het - van een slechte dag. Het was echter ook een unieke dag, want het verzet droeg er ongetwijfeld toe bij dat zich sindsdien geen herhaling meer voordeed.