Nieuws op Prinsjesdag
Woedend was hij. Minister-president W. Drees las op zaterdag 14 september 1957 het belangrijkste nieuws over Troonrede en Miljoenennota immers vier dagen vóór Prinsjesdag al in de Volkskrant. Hij weigerde iets anders te geloven dan dat de betrokken redacteur, Henri Faas, ambtenaren onder druk had gezet en dus via lekken aan zijn nieuws was gekomen. Ongeveer zoals tv-journalist Frits Wester, vele jaren later, dankzij lekken aan de tekst van de Miljoenennota zou weten te raken.
Wat Wester deed was eerder een oefening in ijdelheid en tegelijk pesterij aan het adres van de huidige premier, Balkenende, die zich inderdaad op de kast liet jagen en de Rijksvoorlichtingsdienst met hem. Maar een journalistieke prestatie kan je het niet noemen. Wester kreeg immers eenvoudig de tekst van de nota in handen gespeeld.
Wat Faas voor elkaar kreeg was van een hogere orde. Hij had de vorige begroting nog eens nagezien en alle nieuws en nieuwtjes van het voorjaar en de zomer verzameld en nagelopen. Vervolgens wist hij in het artikel "Speculaties over de Miljoenennota" vrijwel foutloos te reconstrueren hoe de begroting op hoofdzaken in elkaar zat en wat voor belastingmaatregelen te verwachten waren. Van een lek was geen sprake, alle bronnen waren openbaar. Ministers hadden, ook toen al, hun neiging niet weten te weerstaan om alvast druppelsgewijs voornemens bekend te maken en "ballonnetjes" op te laten.
Het heeft nog een hele tijd geduurd voordat Drees, die toch al niet van openbaarheid noch van journalisten hield, bereid was te begrijpen dat Henri Faas geen halve crimineel was maar een heel intelligente journalistieke vakman. Wat Drees op zijn minst had kunnen beseffen, was dat zijn ministers voortdurend bij stukjes en beetjes nieuws verspreidden dat formeel was bestemd voor de Derde Dinsdag in september. Hij had er nog wel zo'n hekel aan.
De kans dat Prinsjesdag nog echt groot nieuws brengt, is intussen klein geworden. Het belangrijkste financieel-economische nieuws is doorgaans al in het voorjaar te lezen, als bij de Voorjaarsnota inzicht wordt verschaft in het begrotingskader. Soms zijn de hoofdlijnen al vrij kort na nieuwjaar bekend. Ruim vóór Prinsjesdag zijn ook de belangrijkste belastingmaatregelen openbaar geworden. Wij hebben dit jaar niet op de Miljoenennota hoeven wachten om te achterhalen dat een voorgenomen verhoging van de BTW is opgeschort en dat de "Bosbelasting" (waardoor ouderen meebetalen aan de AOW) er nu wel komt. Er valt dus niets te lekken.
In bredere zin spreken regering en parlement het hele jaar door over voorgenomen beleid en niet enkel over voorstellen van wet. In tijdsbesteding is de Tweede Kamer veel meer tijd kwijt aan voorgenomen of in uitvoering verkerend beleid dan aan wetgeving. Het ritueel van Prinsjesdag suggereert echter het omgekeerde, wat ooit ook waar was.
Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was er eens per jaar de gelegenheid om over het beleid te spreken: na Prinsjesdag, tijdens de algemene beschouwingen en nadien bij de behandeling van alle begrotingshoofdstukken. Door het jaar ging het primair om nieuwe wetgeving. (De Eerste Kamer gaat nog immer zo te werk.) Troonrede, Miljoenennota en begroting waren daarom ook belangrijker regeringsdocumenten dan ze vandaag nog zijn. Alleen daarin stond immers wat het regeringsbeleid zou omvatten en wat de concrete plannen waren. Intussen zijn er de beleidsnota's, beleidsbrieven en notities, programma's, planologische beslissingen, convenanten en wat niet al naast gekomen. De stukken voor Prinsjesdag zijn zodoende dikwijls niet veel meer dan een handzame en als zodanig informatieve samenvatting van wat in onderdelen al bekend was.
Maatschappelijke organisaties en instellingen lezen de begrotingsstukken niettemin jaarlijks met argusogen. Kabinetten en ministers hebben immers een zeker talent om onaangename boodschappen ergens in de vele bladzijden tekst weg te moffelen. Journalisten vinden daarin niets, tenzij zij van het uitzonderlijke kaliber van wijlen José Toirkens zijn. Voor belanghebbenden is dat geen reden om tegen Prinsjesdag niet heel scherp op te letten.