Begrotingsvoorbereiding

De ministeries starten de begrotingsvoorbereiding ruim een jaar voor het begin van het betreffende begrotingsjaar. In het voorjaar neemt de ministerraad op basis van de Kaderbrief de belangrijkste beslissingen over de begroting van het volgende jaar. In de loop van het voorjaar en in de zomer worden de begrotingsplannen verder uitgewerkt. Op Prinjesdag, op de derde dinsdag van september, worden de begroting en de Miljoenennota voor het volgende jaar gepresenteerd.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Begrotingsaanschrijving (oktober jaar t-2)

De voorbereiding van de begroting voor het jaar t begint in oktober van het jaar t-2 met de begrotingsaanschrijving van de minister van Financiën aan de vakministers.

Voorbeeld: in oktober 2003 stuurt de minister van Financiën de begrotingsaanschrijving voor de begroting van het jaar 2005 aan zijn collega-ministers. De begrotingsaanschrijvingen voor de begroting 2004 zijn in oktober 2002 verstuurd.

De begrotingsaanschrijving bevat technische en procedurele aanwijzingen (de Rijksbegrotingsvoorschriften) waaraan de begrotingen die de vakministers gaan maken moeten voldoen. Na het ontvangen van de begrotingsvoorschriften kunnen de ministeries aan de slag met het voorbereiden van de begroting.

2.

Beleidsbrieven (februari/maart jaar t-1)

In februari/maart van het jaar t-1 sturen de ministeries beleidsbrieven, met de eerste plannen voor de begroting voor het jaar t, aan de minister van Financiën.

Voorbeeld: in februari/maart 2004 sturen de vakministers een beleidsbrief aan de minister van Financiën ter voorbereiding van de begroting 2005. De beleidsbrieven voor de begroting 2004 zijn in februari/maart 2003 verstuurd.

3.

Kaderbrief(besluitvorming) en Totalenbrief (maart/april jaar t-1)

In april neemt de ministerraad aan de hand van de Kaderbrief besluiten over aanpassingen van de lopende begroting en de hoofdlijnen (van de uitgaven) van de begroting voor het volgende jaar. De Kaderbriefbesluitvorming is het budgettaire hoofdbesluitvormingsmoment. Na de besluitvorming over de begroting voor het volgende jaar stelt de minister van Financiën voor zijn collega's de Totalenbrief op.

4.

Concept-ontwerpbegrotingen (medio juni jaar t-1)

Medio juni van het jaar t-1 dienen de vakministers concept-ontwerpbegrotingen voor het jaar t in bij het ministerie van Financiën. Op het ministerie van Financiën wordt vervolgens getoetst of deze aan allerlei technische en financieel-beleidsmatige vereisten voldoen. In juni en juli vindt hierover overleg plaats tussen ambtenaren van de vakministeries en het ministerie van Financiën.

Het ambtelijke overleg kan begin juli worden afgesloten met een overleg tussen de directeur-generaal (DG) van de Rijksbegroting (van het ministerie van Financiën) en de secretaris-generaal (SG) van het betreffende vakministerie. Dit heet het zogenaamde SG/DG-overleg. Indien nodig vindt ook nog bilateraal overleg tussen de minister van Financiën en de vakminister plaats.

Over eventuele afwijkingen ten opzichte van de Totalenbrief is besluitvorming in de ministerraad nodig.

Voorbeeld: medio juni 2004 dienen de vakministeries concept-ontwerpbegrotingen voor het jaar 2005 in bij het ministerie van Financiën.

5.

Ontwerpbegrotingen en definitieve besluitvorming (zomer jaar t-1)

In de zomer van het jaar t-1 passen de vakministeries hun concept-ontwerpbegroting voor het jaar t aan, zodat uiteindelijk een ontwerpbegroting ontstaat. Het ministerie van Financiën werkt intussen aan de Miljoenennota voor het jaar t. De Miljoenennota gaat over de hoofdlijnen van het financieel-economisch beleid. Intussen kunnen ook nieuwe economische prognoses van het CPB (uit de zogenaamde koninginne-MEV) gebruikt worden.

De vakministers moeten hun ontwerpbegroting uiterlijk op een door de minister van Financiën te bepalen datum aan de minister van Financiën sturen. De Comptabiliteitswet geeft de minister van Financiën de bevoegdheid bezwaar te maken tegen de ontwerpbegroting van de verantwoordelijke vakminister als:

  • de ontwerpbegroting hem met het oog op het algemene financiële beleid of het doelmatige beheer rijksgelden niet toelaatbaar voorkomt;
  • de in de ontwerpbegroting opgenomen bedragen niet in een redelijke verhouding staan tot de doelstellingen van het beleid dat aan die begroting ten grondslag ligt.

Voorbeeld: in de zomer van 2004 stellen de vakministeries ontwerpbegrotingen voor het jaar 2005 op en werkt het ministerie van Financiën aan de Miljoenennota 2005.

In augustus van het jaar t-1 wordt de besluitvorming over de begroting voor het jaar t afgerond. Dit gebeurt aan de hand van nieuwe economische prognoses van het Centraal Planbureau, op basis waarvan de Macro-Economische Verkenning zal worden opgesteld. Omdat de besluitvorming over de uitgaven al grotendeels in het voorjaar heeft plaatsgevonden, gaat het vooral om beslissingen over de inkomstenkant van de begroting (bijvoorbeeld over belastingtarieven).

Voorbeeld: in augustus 2004 word de opstelling van de begrotingen en de Miljoenennota 2005 afgerond.

Aangezien er na het opstellen van het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet-Balkenende (mei 2003) grote financiële tegenvallers zijn ontstaan, worden in de zomer van 2003 niet alleen belangrijke besluiten over de inkomstenkant van de begroting genomen, maar ook over de uitgavenkant (extra bezuinigingen).

6.

Advies Raad van State (eerste week september jaar t-1)

Nadat de definitieve begrotingsvoorstellen voor het jaar t bij de minister van Financiën zijn ingediend, stuurt deze ze samen met de Miljoenennota voor advies naar de Raad van State. Dit moet uiterlijk voor 1 september van het jaar t-1 gebeuren. De Raad van State brengt vervolgens in de eerste week van september advies uit.

Voorbeeld: de begrotingen en Miljoenennota 2005 moeten door de minister van Financiën voor 1 september 2004 voor advies aan de Raad van State voorgelegd worden.

Na het ontvangen van het advies van de Raad van State schrijven de ministers hierop een reactie, het 'Nader Rapport'.

7.

Prinsjesdag (derde dinsdag van september jaar t-1)

In de Grondwet is vastgelegd dat de Staten-Generaal ieder jaar op de derde dinsdag van september (of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip) in een Verenigde Vergadering bijeen komt voor een uiteenzetting door of namens de koning van het door de regering te voeren beleid.

In de praktijk betekent dit dat de koning op de derde dinsdag van september (Prinsjesdag) in de Ridderzaal in Den Haag de zogenaamde troonrede voorleest. De troonrede gaat over de belangrijkste voornemens van het kabinet voor het volgende jaar, en wordt opgesteld door het kabinet onder verantwoordelijkheid van de minister-president.

Na het voorlezen van de troonrede gaat de minister van Financiën in de loop van de middag met een koffertje naar de Tweede Kamer om officieel de begroting en de Miljoenennota voor het volgende jaar aan te bieden. De Miljoenennota geeft een overzicht van het budgettaire beleid van het kabinet voor het komende begrotingsjaar, inclusief meerjarenramingen. In de vorm van Vermoedelijke Uitkomsten bevat de Miljoenennota tevens geactualiseerde ramingen over de lopende begroting.

Voorbeeld: op de derde dinsdag van september in 2003 worden de begrotingen en de Miljoenennota 2004 bekend gemaakt. De Miljoenennota 2004 bevat tevens een overzicht van ramingswijzigingen (de Vermoedelijke Uitkomsten) in de begroting 2003, zoals die sinds de Voorjaarsnota 2003 zijn ontstaan.

Andere stukken die op Prinsjesdag verschijnen zijn:

  • de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, met macro-economische prognoses voor het lopende en het aanstaande begrotingsjaar;
  • een kabinetsstuk over de hoofdlijnen van het regeringsbeleid.

Meer over