Recht op de minister-president?

2 februari 2007, column J.Th.J. van den Berg

Heeft de grootste coalitiepartij recht op het minister-presidentschap of is de aanwijzing van deze functionaris object van onderhandelingen tussen de aanstaande coalitiepartners? Enigszins verrassend werd dat het belangrijkste thema tijdens de discussie naar aanleiding van het Nieuwscollege op 23 januari j.l., georganiseerd door Campus Den Haag samen met NRC Handelsblad en geleverd door oud-minister en oud-informateur, mr. F. Korthals Altes en schrijver dezes.

Korthals Altes en ik waren het erover eens dat het ambt van premier niet bij voorbaat is vergeven en dat het onderwerp van onderhandelingen behoort te zijn tijdens de kabinetsformatie. Wij wezen er voorts op dat in het verleden vertegenwoordigers van een andere dan de grootste partij minister-president waren geworden, zoals W. Drees in 1948 en B.W. Biesheuvel in 1971. Tegelijk relativeerde Korthals Altes de "bruikbaarheid" van dit onderwerp als onderhandelingsobject. Met Biesheuvel was het immers geen succes geworden zijn kabinet hield het amper een jaar vol mede omdat de premier de betrekkelijk kleine ARP vertegenwoordigde en daarom niet de volle steun genoot van de grootste coalitiepartij, de KVP.

In mijn betoog wees ik op de mogelijkheid dat de Partij van de Arbeid, hoewel niet de grootste in een coalitie van CDA, PvdA en CU, niettemin het premierschap zou kunnen opeisen, nu zij afstand heeft moeten doen van kabinetsdeelname door de SP en GroenLinks. Ik zei erbij over het succes van deze claim weinig illusies te koesteren. Het ging er meer om mijn verbazing te tonen dat het premierschap al lijkt te zijn vergeven, voordat de kabinetsformatie goed en wel is begonnen. Dat dit in 1989 is gebeurd bij de toenmalige minister-president, R.F.M. Lubbers, was te begrijpen. Die was al zeven jaar een succesvol minister-president en een notoire man van het midden. Balkenende is een man van meer discutabele proporties en een politicus die, in de traditie van H. Colijn, meer bij rechts thuishoort. Dat diskwalificeert hem nog niet voor een voortgezet premierschap, maar van het CDA mag voor zijn aanblijven een prijs worden gevraagd.

Maar, zo dacht een aantal aanwezige deelnemers aan het Nieuwscollege er niet over. Zij meenden dat het premierschap niet ter discussie behoorde te staan. Werd niet steeds de minister-president gerekruteerd uit de grootste regeringspartij? Was de verkiezingscampagne er al niet sedert jaar en dag op gericht de lijsttrekker van de grootste partij tot premier te verheffen? Was dit keer de strijd soms niet gewonnen door Balkenende? De jurist en historicus C. Fasseur ging zelfs zover te spreken van "ongeschreven staatsrecht".

Waar is, dat in campagnes sterk de indruk wordt gewekt alsof het gaat om de keuze van een minister-president, hoewel het in ons land staatsrechtelijk uitsluitend gaat om verkiezingen voor de Tweede Kamer. Waar is, dat in de meeste gevallen de lijsttrekker van de grootste regeringspartij premier wordt, zoals Lubbers in 1982, 1986, en 1989 en na hem W. Kok (1994, 1998) en Balkenende (2002, 2003). In 1977 werd weliswaar niet J.M. den Uyl premier, hoewel hij de lijst had getrokken de grootste partij, maar mr. A.A.M. van Agt, die lijsttrekker was van de grootste coalitiepartij. Is hetgeen wijst op sterke "gedragsregelmaat" (de uitdrukking is van staatsrechtexpert L.M. Prakke), ingegeven door politieke machtsverhoudingen, nu ook meteen maar "ongeschreven recht"? Ik geloof er niets van.

Ook in Duitsland wordt kennelijk niet in een ongeschreven recht op het bondskanselierschap geloofd, hoewel daar nog nooit een representant van een andere dan de grootste partij in dit ambt is gekozen. Dat was nog eens goed te zien aan de misschien niet fraaie maar wel effectief gebleken pogingen van Gerhard Schröder in 2005 om Angela Merkel uit het ambt vandaan te houden. Merkel werd weliswaar niettemin bondskanselier, maar in de CDU en de CSU was ernstige twijfel gezaaid en beide fracties hadden er programmatisch en personeel flink voor moeten betalen.

Of zie hoe het in Oostenrijk is toegegaan in 2006 - 2007 met de coalitie van sociaal-democraten (SPÖ) en christen-democraten (ÖVP). De SPÖ kreeg weliswaar, als grootste, de Bondskanselier, maar zij heeft er programmatisch zwaar aan ÖVP en zittend kanselier Schüssel voor moeten betalen.

Je zou zeggen: zo hoort het ook. Hoezo, ongeschreven recht? Politiek vakwerk zal je bedoelen.



Andere recente columns