Ministerschap en verdere politieke loopbaan

In dit overzicht is te zien hoeveel ministers in verschillende jaren na hun ministerschap op een verkiesbare plaats voor de Tweede Kamer kwamen, hoeveel daarvan vervolgens weer minister werden, hoeveel er in de Tweede Kamer bleven en hoeveel daarvan vervolgens binnen vier jaar uit de Tweede Kamer vertrokken.

Soms vertrokken oud-ministers al snel uit de Tweede Kamer. Voorbeelden waren in 1952 Joekes (naar de Raad van State), in 1959 Witte (burgemeester van Eindhoven), in 1971 Luns (secretaris-generaal van de NAVO), in 1978 Duisenberg (naar de Rabobank), in 1983 Van Agt en in 1994 Ter Beek (commissaris van de Koningin), in 2002 Vermeend en Hermans en in 2017 Dijsselbloem.

Het komt ook voor dat ministers opnieuw minister worden in een volgend kabinet. In 1986, bij de overgang van Lubbers I naar Lubbers II, waren er maar liefst tien ministers die bleven zitten, terwijl ook nog één staatssecretaris uit het oude kabinet minister werd. In 1956 bleven negen ministers in de overgang van Drees III naar Drees IV. Bij de overgang van Paars II naar Balkenende I bleef alleen Benk Korthals minister in 2002. In 2017 was minister-president Rutte de enige 'blijvende' minister in het kabinet-Rutte III. Zes ministers uit het kabinet-Rutte III zijn in 2022 bij het aantreden van het nieuwe kabinet-Rutte IV opnieuw minister geworden.

Bekende oud-ministers die langere tijd in de Tweede Kamer bleven, waren onder anderen Van Thiel (1956-1972), Vondeling (1967-1979), Roolvink (1971-1977), Den Uyl (1977-1987) en Klaas de Vries (2002-2006). Als fractievoorzitter keerden onder anderen terug Biesheuvel (1967), Bolkestein (1988), Brinkman (1989), Melkert (1998), Van Aartsen (2003) en Pechtold (2006).

Overzicht

In onderstaand overzicht is opgenomen hoeveel ministers na de verkiezingen weer terugkeren in de Tweede Kamer. Neem contact op met de redactie van PDC voor een uitgebreider overzicht.