"Rita, ik heb ook gelogen"
Sinds er vanaf begin jaren negentig sprake was van een toenemende stroom asielzoekers, is ingezet op een strenger asielbeleid. Dat gebeurde door de PvdA-staatssecretarissen Kosto, Schmitz, Cohen en Kalsbeek, en de lijn werd in versterkte mate voortgezet door de ministers Nawijn en Verdonk. Met name de VVD, maar ook het CDA, drongen steeds aan op een strenger beleid. PvdA en D66 stelden zich eveneens achter de hoofdlijnen van het strikte asielbeleid, maar bepleitten een humane uitvoering.
VVD-Kamerlid Kamp was lange tijd al de 'kampioen' van een uiterst stringent asielbeleid. Na '11 september' en de Fortuyn-revolte werd het asielstandpunt van de VVD nog harder. Zalm was in 2002 verantwoordelijk voor het naar voren schuiven van de 'daadkrachtige' Rita Verdonk als minister voor Vreemdelingenzaken. En het huidige Kamerlid Arno Visser werd dé steunpilaar voor haar beleid. Dat is een niet te verontachtzamen kader waarbinnen de gang van zaken rond het Nederlanderschap van Hirsi Ali moet worden geplaatst.
Wetgeving werd aangescherpt. In de Vreemdelingenwet werd het begrip 'veilig land van herkomst' opgenomen. Door een in Dublin gesloten verdrag werd voorkomen dat iemand in meerdere Europese landen een asielverzoek kan indienen. Afwijzing van een asielverzoek van personen zonder reisdocument werd eenvoudiger. En in 2000 werd de Vreemdelingenwet geheel herzien, waarbij onder meer de asielprocedure werd versneld. Staatssecretaris Schmitz formulieerde in 1997 als centrale doelstelling van het asielbeleid: 'niet toelaten betekent terugkeer'.
Ook op het gebied van de nationaliteit kwam nieuwe wetgeving tot stand. In februari 1998 werd door het eerste kabinet-Kok, waarvan Gerrit Zalm deel uitmaakte, een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap inzake verkrijging, verlening en verlies van het Nederlanderschap. Uitgangspunt zou zijn, dat bij geconstateerde fraude tot intrekking van het Nederlanderschap zou worden overgegaan. Het nieuwe artikel 14 luidt:
"Onze Minister kan de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap intrekken, indien zij berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit. De intrekking werkt terug tot het tijdstip van verkrijging of verlening van het Nederlanderschap. De intrekking is niet mogelijk indien sedert de verkrijging of verlening een periode van twaalf jaar is verstreken."
Als toelichting werd gegeven: De situatie [het verlenen van het Nederlanderschap, bvdb] die is ontstaan doordat onjuiste gegeven zijn verstrekt of de juiste relevante gegevens zijn verzwegen, moet in beginsel worden teruggebracht naar de situatie zoals die zou zijn indien de juiste gegevens waren verstrekt. In het algemeen kan niet worden aanvaard dat een vreemdeling die als gevolg van frauduleus handelen het Nederlanderschap verkrijgt, het Nederlanderschap ook behoudt. Dat zou onrechtvaardig zijn ten opzichte van hen die geen onjuiste gegevens hebben verstrekt en daarom niet in aanmerking zijn gekomen voor het Nederlanderschap. In die context moeten de openhartige woorden van Hirsi Ali ("Rita, ik heb ook gelogen") worden geplaatst. Zij zou als het Nederlanderschap niet vervalt, worden bevoordeeld ten opzichte van anderen die wél de waarheid spraken, en om die reden niet het Nederlanderschap verwierven.
In het Tweede-Kamerdebat in 2000 over het voorstel kwam het betreffende onderdeel slechts beperkt ter sprake. VVD-woordvoerder Niederer zei: "(...) Het is zeer terecht om iemand het Nederlanderschap te ontnemen wanneer hij door valselijk te verklaren of relevante feiten te verhullen de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen (...)." En verderop in het betoog: "Wij vinden dat in geval van valselijk verklaren, het verhullen van relevante feiten en dergelijke de lijn moet zijn dat prompt tot intrekking wordt overgegaan." Andere woordvoerders voelden zich niet geroepen hiertegen iets in te brengen. Het wetsvoorstel werd door beide Kamers aanvaard. Alleen het CDA stemde in de Tweede Kamer tegen, omdat zij de eisen die aan inburgering werden gesteld onvoldoende achtte.
Uit een oogpunt van geloofwaardigheid moeten grote vraagtekens worden gezet bij de wijze waarop de VVD op de kwestie-Hirsi Ali heeft gereageerd. Uiteraard is kritiek op de handelwijze van de minister (en dan met name op de gevolgde procedure) mogelijk en deels terecht. Het door haar gevolgde algemene uitgangspunt 'onjuiste gegevens betekent - zonder uitzondering - verlies van de nationaliteit', is echter geheel in lijn met de altijd door de VVD gekozen opstelling.
De Kamer als geheel reageerde deze week (weliswaar begrijpelijk) erg emotioneel vanuit een 'wij-gevoel'; ongeveer zoals een schoolklas reageert als een medeleerling te horen krijgt dat uitzetting dreigt. Maar hebben partijen die een streng asielbeleid voorstaan, de VVD in het bijzonder, zelf geen verantwoordelijkheid voor het creëren van een klimaat waarin de regels zo strikt worden toegepast? En zou, gezien de context waarin de wet uit 2000 is tot stand gekomen, enige reflectie niet gepast zijn geweest?