Cirkels van beleid

19 augustus 2005, column J.Th.J. van den Berg

Politici kunnen het zich niet veroorloven om, geconfronteerd met een beweerde misstand, te reageren met de mededeling: "Heel erg, maar ik ben niet van plan daar iets aan te doen." Zelfs niet als dat, zakelijk gesproken, verreweg het beste zou zijn. Bij veel milieurampen is de beste reactie: niets doen en de natuur zelf het herstelwerk laten verrichten. Daar komt echter geen enkele minister mee weg; media en parlement zouden er eendrachtig schande van spreken. Dus worden er schoonmaakoperaties gestart die net zo schadelijk zijn als de ramp zelf.

In het algemeen is het de vraag of alle onwelkome informatie moet leiden tot politiek handelen. Zeker als de kwaliteit van de informatie dubieus is. Die vraag wordt echter niet gesteld; zij is immers niet toegestaan. De aard van het politieke bedrijf laat dat niet toe. Men kan hooguit hopen dat veel van de politieke daadkracht die op beweerde misstanden volgt eindigt in het moeras van ambtelijk niets doen en "opbergen in de archieflade". Gelukkig gaat het dikwijls zo, daar kunnen wij ambtenaren niet dankbaar genoeg voor zijn. Want vaak deugt de informatie helemaal niet, is er waarschijnlijk geen misstand en is de politieke daadkracht onnodig. Onlangs hebben wij daarvan weer een kenmerkend voorbeeld kunnen zien.

Na de parlementaire enquête naar de bouwfraude besloot minister Donner tot onderzoek naar corruptie bij de overheid in ons land. Enige onderzoekers van de VU hebben vervolgens een aantal ambtelijk leidinggevende functionarissen geënquêteerd over hun indrukken van corruptiepraktijken onder politici en ambtenaren. Daar kwam uit dat die functionarissen (voor zover zij deelnamen) vermoedden dat zo'n 5% van de politici en 3,2 % van de ambtenaren corrupt zouden zijn. Omgerekend zou het dan gaan om 775 politici en 31.000 ambtenaren.

Zijn dit nu (ernstige) feiten inzake corruptie? Welnee. Het enig feitelijke eraan is dat leidinggevende ambtenaren beperkt vertrouwen hebben (minder ook dan weleer) in hun collegae en in politici. Dat is vervelend maar niet relevant. Weten zulke ambtenaren trouwens veel van de feiten omtrent corruptie? Nee, integendeel, onder de groep van ambtenaren is zij waarschijnlijk degene met de minste kennis daaromtrent. Wat zou een politicus of journalist dus met deze informatie moeten doen? Niets, of hooguit kritiek leveren op de kwaliteit van zulk onderzoek

Maar zo gaat dat niet. Grote opwinding bij NRC-Handelsblad en vervolgens bij de Tweede Kamer. Nu blijken de cijfers uit echt onderzoek weer eens 'het topje van de ijsberg'. (Als empirisch onderzoek niet al te veel opwindends oplevert, zeggen wij dat immers altijd.) Dus zien Kamerleden (onder anderen Staf Depla) dit onderzoek als een "roep om beleid", terwijl wij niet eens weten of er wel iets is dat "roept om beleid".

De cirkel is rond: de minister zal (weer eens) beleid moeten vormen. Hopelijk laat zijn ambtenaar de zaak vervolgens zachtjes in de lade glijden zodra de storm voorbij is.

Sommige ambtenaren, van ZBO's en provincies, zagen aanstonds dat de enquête niet deugde en die deden dus niet mee. Parmantig roept nu het Tweede-Kamerlid, Marleen de Pater, dat zulke functionarissen wettelijk moeten worden gedwongen tot medewerking aan zulk onderzoek. Daarvoor, mevrouw De Pater, beschikt uw Kamer over het recht van parlementaire enquête waar zij terecht heel zuinig op is.



Andere recente columns