Referendum als instrument: argumenten voor en tegen

Is een referendum over de bekrachtiging van de Europese Grondwet nu wel zo nodig? Hierover werd in 2002 en 2003 binnen en buiten de Tweede Kamer een levendig debat gevoerd. De uitgewisselde argumenten van voor- en tegenstanders zijn divers van aard en interessant.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Argumenten voor

  • 2. 
    Een referendum - mits aangenomen - vergroot het maatschappelijk draagvlak voor een Europese Grondwet. Als er geen referendum komt, bestaat het gevaar dat burgers de indruk krijgen dat alles in de achterkamers van de Tweede Kamer beslist wordt. Dit zou schadelijk zijn voor de democratische legitimiteit van het nieuwe verdrag.
  • 3. 
    Een referendum betekent een belangrijke impuls voor een publiek debat over de Europese integratie. Vergeleken met andere EU-landen besteden de Nederlandse media hier weinig aandacht aan. Een referendum zorgt voor 'vuurwerk' in kranten en op tv, waardoor de betrokkenheid groter zal worden.

    Door een actieve stem te geven aan de Nederlandse kiezer, wordt de burger een 'serieus onderdeel van het functioneren van de democratie'. Een referendum vergroot bovendien de politieke participatie van burgers bij zaken die de Europese Unie betreffen.

  • 4. 
    Een argument van de VVD om vóór een referendum te zijn, is dat dit "een stok achter de deur" is waarmee de Nederlandse regering wordt aangespoord zo hard mogelijk te vechten voor Nederlandse belangen tijdens de IGC. De VVD behield zich het recht voor om campagne te voeren voor een "nee" als de onderhandelingsresultaten teleurstellend zijn. (Inmiddels heeft de VVD zich tijdens het Tweede-Kamerdebat van 23 juni 2004 uitgesproken vóór de Europese Grondwet).

2.

Argumenten tegen

  • 1. 
    Een referendum is overbodig. Tijdens de aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen zijn de standpunten van alle politieke partijen over het Verdrag tot vaststelling van een Europese Grondwet duidelijk naar voren gekomen in de verkiezingsprogramma's. De kiezer heeft op basis hiervan al een keuze gemaakt.
  • 2. 
    Tijdens de Intergouvernementele Conferentie wordt feitelijk helemaal geen Grondwet vastgesteld. De Nederlandse grondwet ondergaat geen wijzigingen door het nieuwe verdrag en blijft aan de basis staan van de Nederlandse rechtsorde.

    Het gebruik van het begrip "Europese Grondwet" is reclame: er is sprake van samenvoeging van verschillende verdragen die al bestaan tot één nieuw verdrag. Bij de samenvoeging van de verdragen heeft de Europese Conventie weliswaar veel wijzigingen aangebracht, maar geen fundamentele hervormingen doorgevoerd in de manier waarop de Europese Unie functioneert. Een referendum is daarom niet nodig.

  • 3. 
    De Nederlandse burger krijgt tijdens een referendum over de Europese Grondwet geen eerlijke keuze. De kiezer kan 'ja' of 'nee' zeggen tegen een tekst met vele honderden artikelen, waarin een grote hoeveelheid uiteenlopende zaken wordt geregeld. Wijzigingen op deelpunten zijn in het totaalpakket op het moment van het referendum niet meer aan te brengen. En daardoor bestaat er feitelijk geen keus.
  • 4. 
    Na een mogelijk 'nee' zijn de gevolgen voor de positie van Nederland in Europa niet te overzien. Minister-president Balkenende heeft al aangegeven dat Nederland dan internationaal in een bijzonder lastig parket komt.
  • 5. 
    De Nederlanders zijn helemaal niet geïnteresseerd in Europa. In De Telegraaf van 26 mei 2003 verklaarde Jules Maaten, de fractievoorzitter van de VVD in het Europees Parlement, dat de Nederlandse burger helemaal niet zit te wachten op een referendum. "Een referendum waar de burgers niet om vragen, is een onzinnig instrument om te besluiten over zoiets gecompliceerds als een Europese grondwet. Als de Nederlanders niet geïnteresseerd zijn in de Europese grondwet, moet je ze ook niet vragen er 'ja' of 'nee' tegen te zeggen", aldus Maaten.

    In algemene zin kan geconstateerd worden dat het initiatief voor dit referendum vanuit de politiek is gekomen, en niet uit het volk. Het referendum wordt dus opgedrongen.

  • 6. 
    Wat gebeurt er bij een extreem lage opkomst? De verkiezingen voor het Europees Parlement in 1999 trokken 29,9 procent van de kiesgerechtigde Nederlanders, een absoluut laagterecord, een opkomst die in 2004 overigens ruimschoots hoger lag (40 procent). Wat gebeurt er als tijdens een referendum het 'nee' (of 'ja') 51 procent krijgt bij een opkomst van 20 procent?

    Een extra factor waar hierbij rekening gehouden moet worden, is dat het referendum waarschijnlijk niet in alle landen tegelijk wordt gehouden. Stel dat referenda in Spanje en Groot-Brittanië eerder gehouden worden dan in Nederland, en dat deze twee landen 'nee' zeggen. Het risico is dan reëel dat weinigen de gang naar de stembus zullen maken, omdat de Europese Grondwet dan gezonken is.

  • 7. 
    De organisatie van een referendum is duur. De opstellers van de initiatief-wet schatten dat het referendum ongeveer negen miljoen euro gaat kosten, en ook de te verwachten uitgaven voor een campagne voor het 'ja' zullen aardig oplopen.
  • 8. 
    Het referendum is raadplegend en dus formeel niet bindend. In dit verband kan opgemerkt worden dat in Europees perspectief alleen in Ierland en Denemarken het referendum bindend is.