Artikel III-248: Doelstellingen Europees onderzoek en technologische ontwikkeling

III-247
Artikel III-248
III-249

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren, tot de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Unie en van haar industrie bij te dragen en de onderzoeksactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Grondwet nodig worden geacht.
  • 2. 
    Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 stimuleert zij in de gehele Unie ondernemingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. De Unie ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan.
  • 3. 
    Alle activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van demonstratieprojecten, worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling.

2.

Toelichting Nederlandse regering

Op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling is een aantal wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de bepalingen in het EG-Verdrag (artikelen 163 tot en met 173 EG-Verdrag). Zo is expliciet vermeld dat de Unie streeft naar een Europese onderzoeksruimte waarin onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie vrijelijk kunnen circuleren (artikel III-248, eerste lid). Dit sluit aan bij de ontwikkelingen in het kader van de Lissabon-strategie, waarbinnen het begrip Europese onderzoeksruimte zijn intrede heeft gedaan.

Voorts wordt bepaald dat dit beleidsterrein een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten is.

De Commissie krijgt de bevoegdheid om naast het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling ook andere wettelijke maatregelen te nemen ter uitvoering van de Europese onderzoeksruimte. Dit geeft de Commissie meer mogelijkheden om een krachtiger Europees beleid voor onderzoek en innovatie te voeren. Hierbij zij opgemerkt dat ten aanzien van deze gedeelde bevoegdheid is vastgelegd dat de uitoefening van de bevoegdheid op dit terrein door de Unie, de lidstaten niet mag verhinderen hun bevoegdheid uit te oefenen (artikel I-14, derde lid).

In een aan de Slotakte gehechte Verklaring betreffende artikel III-248 (Verklaring 21) wordt bovendien gesteld dat de actie van de Unie op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling rekening zal houden met de fundamentele oriëntaties en keuzen van het onderzoeksbeleid van de lidstaten.

Het belang van zowel onderzoek als het concurrentievermogen van de industrie wordt onderstreept in de tekst van artikel III-248.

3.

Toelichting Belgische regering

In overeenstemming met een Belgisch voorstelt voert artikel III-248 het begrip « gemeenschappelijke onderzoeksruimte » in, waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij moeten kunnen circuleren. Dit concept werd al naar voren geschoven op de Europese Raad van Lissabon in maart 2000.

4.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De Unie heeft als doelstelling de wetenschappelijke en technologische grond slagen van de industrie van de Unie te versterken en de ontwikkeling van haar internationale concurrentiepositie te bevorderen, alsmede de onderzoekactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Grondwet nodig worden geacht.
  • 2. 
    Te dien einde stimuleert zij in de gehele Unie de ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, de onderzoekcentra en de universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling; zij ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij haar beleid er vooral op gericht is de ondernemingen in staat te stellen ten volle de mogelijkheden van de interne markt te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan.
  • 3. 
    Alle activiteiten van de Unie uit hoofde van de Grondwet, met inbegrip van demonstratieprojecten, op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig [deze afdeling].
2003
  • 1. 
    De Unie streeft ernaar de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie van de Unie te versterken en de ontwikkeling van de internationale concurrentiepositie van de Unie te begunstigen, alsmede de onderzoekactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Grondwet nodig worden geacht.
  • 2. 
    Te dien einde stimuleert zij in de gehele Unie ondernemingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. De Unie ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan.
  • 3. 
    Alle activiteiten van de Unie uit hoofde van de Grondwet, met inbegrip van demonstratieprojecten, op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling.
2003
  • 1. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren, tot de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Unie en van haar industrie bij te dragen en de onderzoekactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Grondwet nodig worden geacht.
  • 2. 
    Te dien einde stimuleert zij in de gehele Unie ondernemingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. De Unie ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan.
  • 3. 
    Alle activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van demonstratieprojecten, worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling.

Verklaring voor de slotakte

De Conferentie is het erover eens dat in het optreden van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling naar behoren rekening moet worden gehouden met de fundamentele oriëntaties en keuzen van het onderzoeksbeleid van de lidstaten.

2004
  • 1. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren, tot de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Unie en van haar industrie bij te dragen en de onderzoeksactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Grondwet nodig worden geacht.
  • 2. 
    Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 stimuleert zij in de gehele Unie ondernemingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. De Unie ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan.
  • 3. 
    Alle activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van demonstratieprojecten, worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling.