Artikel II-76: De vrijheid van ondernemerschap

II-75
Artikel II-76
II-77

Inhoudsopgave van deze pagina:


De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.

1.

Ontwikkeling artikel

2003

De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.

2.

Toelichting

Dit artikel is gebaseerd op de jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat de vrijheid om een economische of een handelsactiviteit uit te oefenen heeft erkend (zie de arresten van 14 mei 1974, zaak 4/73, Nold, Jurispr. 1974, blz. 491, r.o. 14, en van 27 september 1979, zaak 230/78, SPA Eridania e.a., Jurispr. 1979, blz. 2749, r.o. 20 en 31) en de contractuele vrijheid (zie onder meer het arrest Sukkerfabriken Nykobing, zaak 151/78, Jurispr. 1979, blz. 1, r.o. 19, en het arrest van 5 oktober 1999, Spanje tegen Commissie, C-240/97, Jurispr. 1999, blz. I-6571, r.o. 99), en op artikel [I-3, lid 2] van de Grondwet dat de vrije mededinging erkent. Dat recht wordt vanzelfsprekend uitgeoefend met inachtneming van het recht van de Unie en de nationale wetgevingen. Het kan worden onderworpen aan de beperkingen van artikel 52, lid 1, van het Handvest.

2003

De vrijheid van ondernemerschap wordt overeenkomstig het recht van de Europese Unie en van de nationale wetgevingen en praktijken erkend.

2003

De vrijheid van ondernemerschap wordt overeenkomstig het recht van de Europese Unie en van de nationale wetgevingen en praktijken erkend.

Toelichting

Dit artikel is gebaseerd op

de jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat de vrijheid om een economische of een handelsactiviteit uit te oefenen heeft erkend (zie de arresten van 14 mei 1974, zaak 4/73, Nold, Jurispr. 1974, blz. 491, r.o. 14, en van 27 september 1979, zaak 230/78, SPA Eridania e.a., Jurispr. 1979, blz. 2749, r.o. 20 en 31) en de contractuele vrijheid (zie onder meer het arrest Sukkerfabriken Nykobing, zaak 151/78, Jurispr. 1979, blz. 1, r.o. 19, en het arrest van 5 oktober 1999, Spanje tegen Commissie, C-240/97, Jurispr. 1999, blz. I-6571, r.o. 99),

en op

artikel [3, lid 2] van de Grondwet dat de vrije mededinging erkent. Dat recht wordt vanzelfsprekend uitgeoefend met inachtneming van het recht van de Unie en de nationale wetgevingen.

Het kan worden onderworpen aan de beperkingen van artikel 52, lid 1, van het Handvest.

2004

De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.