Artikel I-38: Beginselen die de rechtshandelingen van de Unie gemeen hebben
Inhoudsopgave van deze pagina:
-
1.Wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort van handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het in artikel I-11 neergelegde evenredigheidsbeginsel.
-
2.Rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Grondwet voorziet.
Artikel I-38 geeft aan dat in principe in elke rechtsgrondslag het type handeling wordt vastgelegd. Alleen indien het type handeling niet in de rechtsgrondslag wordt vastgelegd kan een instelling zelf de in te zetten handeling bepalen. Het tweede lid van artikel I-38 verplicht tot motivering van elke rechtshandeling en is als zodanig in de kern gelijk aan artikel 253 van het EG-Verdrag.
Deze bepaling preciseert dat wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort van rechtsinstrument moet worden aangenomen, de instellingen zelf een keuze moeten maken, met inachtneming van de procedures en van het evenredigheidsbeginsel dat zegt dat de vorm van het optreden van de Unie niet verder mag gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.
Het kan met andere woorden interessanter zijn om gebruik te maken van een kaderwet (richtlijn) dan van een wet, wanneer de doelstellingen van de wetgeving geen rechtstreekse toepasselijkheid vereisen.
In artikel I-38 wordt ook de verplichting vastgesteld om alle rechtshandelingen van de Unie met redenen te omkleden.
-
1.Behoudens andersluidende bepaling in de grondwet, besluiten de instellingen, met eerbiediging van de toepasselijke procedures, welk soort van rechtsinstrument in elk afzonderlijk geval overeenkomstig het in artikel 8 neergelegde evenredigheidsbeginsel wordt aangenomen.
-
2.De Europese wetten, de Europese kaderwetten, de Europese verordeningen en de Europese besluiten worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of de adviezen waarin deze grondwet voorziet.
Het is nuttig in dit verband het evenredigheidsbeginsel in herinnering te brengen, want dat vormt het criterium voor de keuze van het instrument. De vraag op welke wijze besloten wordt over de intensiteit van het optreden van de Unie, dient op transparante wijze te worden beantwoord.
Het tweede lid komt overeen met het huidige artikel 253 VEG.
Voetnoot bij de toelichting:
Artikel 253 luidt als volgt: "De verordeningen, richtlijnen en beschikkingen die door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden aangenomen, en de verordeningen, richtlijnen en beschikkingen van de Raad of van de Commissie worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of adviezen welke krachtens dit Verdrag moeten worden gevraagd".
-
1.Tenzij de Grondwet in een specifieke handeling voorziet, besluiten de instellingen, met inachtneming van de toepasselijke procedures, welk soort handeling in elk afzonderlijk geval overeenkomstig het in artikel I-9 neergelegde evenredigheidsbeginsel wordt vastgesteld.
-
2.De Europese wetten, de Europese kaderwetten, de Europese verordeningen en de Europese besluiten worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of de adviezen waarin deze Grondwet voorziet.
-
1.Tenzij de Grondwet in een specifieke handeling voorziet, besluiten de instellingen, met inachtneming van de toepasselijke procedures, welk soort handeling in elk afzonderlijk geval overeenkomstig het in artikel I-9 neergelegde evenredigheidsbeginsel wordt vastgesteld.
-
2.De Europese wetten, de Europese kaderwetten, de Europese verordeningen en de Europese besluiten worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of de adviezen waarin deze Grondwet voorziet.
-
1.Wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het artikel I-9 neergelegde evenredigheidsbeginsel.
-
2.De rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Grondwet voorziet.
-
1.Wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort van handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het in artikel I-11 neergelegde evenredigheidsbeginsel.
-
2.Rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Grondwet voorziet.