Artikel I-32: De adviesorganen van de Unie
Inhoudsopgave van deze pagina:
-
1.Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Comité van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een adviserende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers, werknemers en andere representanten van het maatschappelijk middenveld, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité zijn niet gebonden door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, alsmede de bevoegdheden en de werking ervan zijn geregeld in de artikelen III-386 tot en met III-392.
De in de leden 2 en 3 bedoelde regels betreffende de aard van hun samenstelling worden door de Raad op gezette tijden getoetst aan de economische, sociale en demografische evolutie in de Unie. De Raad stelt daartoe op voorstel van de Commissie Europese besluiten vast.
Het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité worden in het Grondwettelijk Verdrag als overige organen van de Unie aangemerkt. Zij hebben ingevolge artikel I-32 een raadgevende taak ten opzichte van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Ten opzichte van het EG-Verdrag is de reikwijdte van deze taak enigszins uitgebreid: de Comités bezitten onder het Grondwettelijk Verdrag ook een raadgevende taak ten aanzien van het vervoerbeleid, de Trans-Europese Netwerken en het energiebeleid (artikelen III-236, III-245, III-247 en III-256).
Artikel I-32, tweede en derde lid, bepalen de samenstelling van de Comités. Deze samenstelling is ongewijzigd ten opzichte van het EG-Verdrag. Nieuw is dat de Raad de bevoegdheid heeft de samenstelling van de Comités op gezette tijden te toetsen aan de economische, sociale en demografische ontwikkeling van de Unie en dienovereenkomstig op voorstel van de Commissie te wijzigen (artikel I-32, vijfde lid).
Een wijziging in de bevoegdheden van het Comité van de Regio's is gelegen in het verruimde beroepsrecht. Op basis van artikel III-365, derde lid, kan ook het Comité van de Regio's een beroep bij het Hof van Justitie instellen ten aanzien van wetgevingshandelingen en andere rechtshandelingen van de instellingen van de Unie voorzover dat op de vrijwaring van de prerogatieven van het Comité is gericht.
Artikel 7 van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (Protocol 2) bepaalt bovendien dat het Comité van de Regio's bevoegd is een beroep wegens schending van het subsidiariteitsbeginsel in te stellen ten aanzien van wetgevingshandelingen voor de vaststelling waarvan het geraadpleegd moet worden.
De bepalingen in Deel III van het Grondwettelijk Verdrag betreffende de adviesorganen van de Unie verschillen nauwelijks van de bepalingen uit het EG-Verdrag (artikelen 257 tot en met 265 EG-Verdrag). De bepaling dat de Raad de vergoeding van de leden van het Economisch en Sociaal Comité vaststelt (artikel 258 EG-Verdrag) is opgenomen in artikel III-400, tweede lid. De bepaling betreffende de gespecialiseerde afdelingen en sub-comités van het Economisch en Sociaal Comité (artikel 261 EG-Verdrag) alsmede de daarop betrekking hebbende passages in andere artikelen zijn komen te vervallen.
Van belang is dat de verdeling van de leden van beide Comités niet langer in het Verdrag is neergelegd, maar door de Raad met unanimiteit wordt vastgesteld (artikelen III-386 en III-389).
De leden van de Comités worden voor vijf jaar - in plaats van vier jaar - benoemd (artikelen III-386 en III-389). De voorzitters van de Comités worden voor tweeënhalf jaar benoemd (artikelen III-387 en III-390).
Ten slotte is de rol van het Europees Parlement in relatie tot de Comités veranderd. Het Europees Parlement is onder het Grondwettelijk Verdrag bevoegd de Comités te verzoeken bijeen te komen (artikelen III-387 en III-391). Ook is het Europees Parlement - net als de Raad en de Commissie - gehouden de Comités te raadplegen indien het Verdrag daarin voorziet (artikelen III-388 en III-392); het betreft hier niet langer een facultatief recht voor het Europees Parlement.
Artikel I-32 bestrijkt de adviesorganen van de Unie, namelijk het Comité van de regio's en het Economisch en Sociaal Comité.
Het voorstel van België om het Comité van de regio's de status van instelling van de Unie te verlenen, werd niet goedgekeurd. Het Comité van de regio's krijgt echter het recht om bij het Hof van Justitie in beroep te gaan met het oog op de vrijwaring van zijn prerogatieven (artikel III-365) of op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel bij wetgevingshandelingen waarvoor het moet worden geraadpleegd (artikel 7 van het Protocol betreffende de toepassing van het beginsel van subsidiariteit).
De weinige andere wijzigingen van de huidige tekst betreffen :
-
-De volgorde waarin beide adviesorganen worden vernoemd. Het Comité van de regio's, dat uit verkozenen bestaat, wordt voortaan als eerste vernoemd.
-
-Een meer kernachtige formulering van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers, werknemers en andere representanten van het maatschappelijk middenveld. In de tekst wordt de verwijzing naar bepaalde beroepen geschrapt die in het huidige artikel 257 VEG voorkomt.
-
-De invoering van een herziening « op gezette tijden » van de aard van de samenstelling van beide adviesorganen, om in te spelen op de economische, sociale en demografische evolutie in de Unie.
-
1.De Unie heeft de volgende organen:
-
-De Rekenkamer,
-
-het Economisch en Sociaal Comité,
-
-de Europese Investeringsbank,
-
-het Europees Monetair Fonds.
Bij organieke wetten worden de bevoegdheden, de organisatie en de samenstelling van deze organen geregeld.
-
-
2.De leden van de Rekenkamer worden voor de helft door het Parlement en voor de helft door de Raad van de Unie benoemd.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité is een adviesorgaan van de Commissie, het Parlement, de Raad van de Unie en de Europesè Raad, en kan daaraan op eigen initiatief advies uitbrengen. Het Comité wordt geraadpleegd over elk voorstel dat van beslissende invloed is voor de uitstippeling en de tenuitvoerlegging van het economisch beleid en het maatschappijbeleid.
Het Comité stelt zijn Reglement van orde vast. Bij de samenstelling van het Comité dient ervoor te worden gezorgd dat de verschillende sectoren van het economische en sociale leven naar behoren vertegenwoordigd zijn.
-
4.Het Europees Monetair Fonds bezit de autonomie die nodig is om de monetaire stabiliteit te waarborgen.
-
5.Op alle eerdergenoemde organen zijn de bepalingen van toepassing die op het moment van de inwerkingtreding van dit Verdrag gelden voor de overeenkomstige communautaire organen.
De Unie, kan bij organieke wet andere organen in het leven roepen die voor haar werking noodzakelijk zijn.
Het Comité van de Regio's bestaat uit gekozen vertegenwoordigers van door de lid-staten erkende regionale of plaatselijke overheden.
Het dient vooraf te worden geraadpleegd over alle wetgevingsinitiatieven die betrekking hebben op vraagstukken waarvan de lijst bij een organieke wet wordt vastgesteld.
-
1.Het Europees Parlement, de Raad van ministers en de Commissie worden bijgestaan door een Comite van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een adviserende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale lichamen, die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers, werknemers en andere actoren van de representatieve civiele samenleving, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De regels betreffende de samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, de bevoegdheden en de werking ervan worden vastgesteld in de artikelen XY van deel II van de Grondwet. De regels betreffende de samenstelling worden door de Raad op voorstel van de Commissie periodiek herzien, opdat zij in overeenstemming blijven met de economische, sociale en demografische ontwikkeling van de Unie.
-
1.Het Europees Parlement, de Raad van ministers en de Commissie worden bijgestaan door een Comité van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een adviserende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokalelichamen, die gekozen zijn van een regionaal of lokaal lichaam een mandaat hebben ontvangen of politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers, werknemers en andere actoren van de representatieve civiele samenleving, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De regels betreffende de samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, de bevoegdheden en de werking ervan worden vastgesteld in de artikelen III-288 tot en met III-294 van de Grondwet. De regels betreffende de samenstelling worden door de Raad op voorstel van de Commissie periodiek opnieuw bezien, opdat zij in overeenstemming blijven met de economische, sociale en demografische ontwikkeling van de Unie.
-
1.Het Europees Parlement, de Raad van ministers en de Europese Commissie worden bijgestaan door een Comité van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een adviserende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politieke verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers, werknemers en andere representanten van het maatschappelijke middenveld, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De regels betreffende de samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, de bevoegdheden en de werking ervan worden vastgesteld in de artikelen III-292 tot en met III-298 van de Grondwet. De regels betreffende de samenstelling worden door de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie op gezette tijden opnieuw bezien, opdat zij in overeenstemming blijven met de economische, sociale en demografische ontwikkeling van de Unie.
-
1.Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Comité van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een raadgevende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers, werknemers en andere representanten van het maatschappelijk middenveld, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité zijn niet gebonden door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De regels betreffende de samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, de bevoegdheden en de werking ervan worden vastgesteld in de artikelen III-292 tot en met III-298.
De in de leden 2 en 3 bedoelde regels betreffende de samenstelling worden door de Raad op gezette tijden herzien, teneinde rekening te houden met de economische, sociale en demografische ontwikkeling van de Unie. De Raad stelt daartoe op voorstel van de Commissie een Europees besluit vast.
-
1.Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Comité van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een adviserende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers, werknemers en andere representanten van het maatschappelijk middenveld, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité zijn niet gebonden door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, alsmede de bevoegdheden en de werking ervan zijn geregeld in de artikelen III-386 tot en met III-392.
De in de leden 2 en 3 bedoelde regels betreffende de aard van hun samenstelling worden door de Raad op gezette tijden getoetst aan de economische, sociale en demografische evolutie in de Unie. De Raad stelt daartoe op voorstel van de Commissie Europese besluiten vast.