Bijzondere IGC-Raad op ministerieel niveau

24-05-2004
 

Tijdens deze bijzondere Raad zullen de ministers van Buitenlandse Zaken uit alle 25 lidstaten van de Europese Unie vergaderen over de Europese Grondwet. Basis voor de besprekingen is het overleg van 17 en 18 mei.

Dit is het elfde officiële overleg in het kader van de Intergouvernementele Conferentie (IGC).

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Conclusies

Verwatering van het Stabiliteitspact

Nederland heeft een tegenslag moeten incasseren in de strijd rond het vastleggen van de begrotingsregels in de Europese Grondwet. Gezien de huidige problemen met de 3-procentsnorm (het Stabiliteitspact), wenste Nederland dat het Europese Hof van Justitie een rol zou krijgen bij het toezicht op de naleving van de regels.

Minister Ben Bot van Buitenlandse Zaken meldde na afloop van de bijeenkomst dat met name Duitsland dwars lag. Onze oosterburen wensen het Europese Hof slechts een rol te geven in procedurele kwesties en niet in de inhoudelijke beoordeling van afspraken. Omdat vrijwel alle Europese lidstaten Duitsland volgen in het standpunt dat het Stabiliteitspact te rigide is, kwam Nederland op dit punt tijdens de onderhandelingen in een isolement.

Vetorecht op EU-begroting?

Op een ander onderhandelingspunt zal Nederland minder flexibiliteit tonen, en dat is het vasthouden van het vetorecht op de meerjarenbegroting van de Europese Unie. "Dat ligt spijkerhard op tafel", zei Bot.

Overige punten

Tijdens deze IGC hebben de lidstaten overeenstemming bereikt op de volgende punten:

Het grote twistpunt, namelijk de verdeling van stemgewichten tussen lidstaten in de Raad van Ministers, is doorgeschoven naar de de Europese Raad van 17 en 18 juni 2004. Het Ierse voorzitterschap houdt de kaarten voor wat betreft dit onderhandelingspunt nog dicht op de borst; het zal pas op het laatste moment met een compromis-pakket naar buiten komen.

2.

Agenda

De ministers zullen een algemene politieke discussie voeren over de algemene stand van zaken in de onderhandelingen. Op deze wijze kunnen de ministers een oordeel geven over de meest gevoelige institutionele zaken, waarover in de afgelopen weken geen gezamenlijke discussie is geweest. Deze zaken betreffen met name:

1. De stemweging in de Raad van Ministers

Het Ierse voorzitterschap stelt dat het principe van een dubbele meerderheid het uitgangspunt moet zijn voor de discussies. Verder moet een grotere efficiëncy bereikt worden in de besluitvormingsprocedures dan in de huidige Verdragen is voorzien.

De voorstellen die de Europese Conventie over de stemwegingen heeft gemaakt, zijn voor het Iers voorzitterschap een gepasseerd station, omdat hiertegen teveel weerstand bestaat bij enkele lidstaten. Dit voorstel luidt:

"Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Europese Raad en in de Raad van Ministers wordt verstaan een de meerderheid van de leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking tevens ten minste drievijfde [= 60 procent] van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigt uitmaakt." (artikel I-24).

Strijd om de blokkerende minderheid

Nu het vetorecht bij de besluitvorming voor veel Europese beleidsterreinen is afgeschaft, is het voor landen zaak om besluitvorming tegen te kunnen houden met een coalitie. Het is hierbij - met name voor de grote landen - belangrijk om de coalitie die een blokkerende minderheid mogelijk maakt, zo klein mogelijk te houden.

De huidige discussies voeren nu over wijziging van de verhoudingen in het systeem van "dubbele meerderheid". In het Conventievoorstel is de blokkerende minderheid 40 procent van de totale EU-bevolking (want een meerderheid wordt bereikt met 60 procent). Het probleem is dat het demografisch gewicht van de vier grootste landen (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Italië) dusdanig groot is, dat zij met een relatief kleine coalitie van landen een blokkerende minderheid kunnen vormen en op deze wijze besluiten kunnen tegenhouden.

Een recent voorstel van Spanje is om bij het stemmen een meerderheid een drempel van 66 procent te hanteren, zodat het land even gemakkelijk als de "Grote Vier" op zoek kan gaan naar een coalitie die een blokkerende minderheid vormt. Een compromisvoorstel van Ierland om een drempel van 55 procent in te voeren (waarmee de grotere landen meer partners moeten zoeken om een blokkerende minderheid te vormen) werd in maart al door Spanje afgewezen.

2. Minimumaantal zetels per lidstaat in het Europees Parlement

In het Europees Parlement geldt volgens de huidige afspraken een minimumzetelaantal per land van vier zetels. Momenteel is Malta het land met de kleinste vertegenwoordiging (5 zetels van de 732).

Enerzijds kan men stellen dat Malta hiermee goed vertegenwoordigd is, een Maltese europarlementariër vertegenwoordigt immers 80.000 mensen (bevolking van 400.000 mensen gedeeld door vijf zetels). Ter vergelijking: een Nederlandse europarlementariër vertegenwoordigt een kleine 600.000 mensen, een Duitse zelfs 830.000 mensen.

Anderzijds kan men stellen dat een land met vijf zetels nauwelijks nog een 'eigen geluid' kan laten horen in een parlement met 732 zetels. Er bestaat ook enige wrevel in Malta dat het land een zetel minder heeft dan Luxemburg, terwijl de bevolking vrijwel gelijk is.

Bij een verdere uitbreiding van de Europese Unie zouden Malta en Luxemburg terug kunnen gaan naar vier zetels. Dit willen deze landen absoluut voorkomen, wat als gevolg heeft dat de gehanteerde rekensleutels enige aanpassing behoeven.

 

Land

Inwoners

Zetelaantal

Inwoners/Zetels

Malta

400.000

5 zetels

80.000

Luxemburg

455.000

6 zetels

76.000

Cyprus

770.000

6 zetels

128.000

Estland

1,4 miljoen

6 zetels

233.000

Nederland

16,1 miljoen

27 zetels

596.000

Duitsland

82,4 miljoen

99 zetels

832.000

3.

Bronnen

  • De Volkskrant, 25 mei 2004
  • NRC Handelsblad, 25 mei 2004
  • Document CIG 77/04 (Agenda, zie documentenoverzicht hieronder)