Artikel III-213: Werking van de gestructureerde samenwerking
Inhoudsopgave van deze pagina:
-
1.De in het protocol [titel] genoemde lidstaten die voldoen aan criteria inzake grotere militaire vermogens en die met het oog op de meest veeleisende missies meer bindende verbintenissen terzake willen aangaan, stellen onderling een gestructureerde samenwerking in de zin van artikel I-40, lid 6, in. De door die lidstaten overeengekomen criteria en verbintenissen inzake militaire vermogens worden in het protocol neergelegd.
-
2.Een lidstaat die in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt de Europese Raad daarvan in kennis. De Raad van Ministers beraadslaagt over het verzoek van de lidstaat. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke aan de gestructureerde samenwerking deelnemen.
-
3.Wanneer de Raad van Ministers Europese besluiten over het voorwerp van de gestructureerde samenwerking vaststelt, wordt aan de beraadslagingen en aan de vaststelling van de besluiten uitsluitend deelgenomen door de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke aan de gestructureerde samenwerking deelnemen. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie is bij de beraadslagingen aanwezig. De vertegenwoordigers van de overige lidstaten worden door de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie naar behoren en regelmatig van de ontwikkeling van de gestructureerde samenwerking op de hoogte gebracht.
-
4.De Raad van Ministers kan de lidstaten die aan deze samenwerking deelnemen verzoeken, een in het kader van de Unie uit te voeren missie in de zin van artikel III-210 op zich te nemen.
-
5.Zonder een belemmering te vormen voor de voorgaande leden, zijn de bepalingen betreffende de nauwere samenwerking van toepassing op de bij dit artikel geregelde gestructureerde samenwerking.
-
1.De lidstaten die voldoen aan criteria inzake grote militaire vermogens en die op dit gebied verdere verbintenissen willen aangaan met het oog op veeleisender missies, en waarvan de lijst staat in Verklaring X bij de Grondwet, stellen onderling een gestructureerde samenwerking in de zin van artikel 30, lid 6, van deel I van de Grondwet in. Diezelfde verklaring vermeldt de door die lidstaten overeengekomen criteria en verbintenissen inzake militaire vermogens.
-
2.Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad van zijn voornemen in kennis. De Raad neemt in zijn beperkte samenstelling van de gestructureerde samenwerking een besluit over het verzoek van de betrokken lidstaat.
-
3.Alleen de lidstaten die aan de samenwerking deelnemen, nemen besluiten over het voorwerp van de samenwerking aan. De minister van Buitenlandse Zaken is bij de beraadslagingen aanwezig. De overige lidstaten worden door de minister van Buitenlandse Zaken naar behoren en regelmatig van de ontwikkeling van de samenwerking op de hoogte gebracht.
-
4.De Raad kan de lidstaten die aan deze samenwerking deelnemen, de uitvoering, in het kader van de Unie, van een missie als bedoeld in artikel 17 van deze titel toevertrouwen.
Dit artikel bevat de nadere bepalingen voor de werking van de gestructureerde samenwerking als beschreven in artikel 30, lid 6, van deel I. De lidstaten die voldoen aan de criteria inzake grote militaire vermogens en die op dit gebied onderling verdere verbintenissen willen aangaan met het oog op de meest veeleisende missies, kunnen zulks doen door met elkaar een gestructureerde samenwerking aan te gaan als bedoeld in de Grondwet. De deelnemende staten verbinden zich ertoe te voldoen aan de criteria en vermogenstoezeggingen die zij onderling via onderhandelingen vaststellen en die worden opgenomen in een verklaring bij de Grondwet. In die verklaring wordt ook aangegeven welke lidstaten deelnemen aan de gestructureerde samenwerking.
Wanneer de gestructureerde samenwerking is ingesteld, nemen alleen de deelnemende staten deel aan de aanneming van besluiten over de ontwikkeling van deze samenwerking, en over de start en de uitvoeringsbepalingen van eventuele operaties. De deelnemende lidstaten zouden gebruik kunnen maken van de structuren van de Unie zoals het PVC of het Militair Comité, die eveneens uitsluitend in de samenstelling van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten zouden vergaderen. De operaties waartoe deze groep van staten zou beslissen, zijn echter geen operaties van de Unie. Voorts woont de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie de beraadslagingen in het kader van deze samenwerking bij en houdt hij de overige lidstaten van de ontwikkelingen op de hoogte. De minister vormt zo de schakel tussen de staten van de gestructureerde samenwerking en de niet-deelnemende staten, waardoor de acties in het kader van de samenwerking beter zichtbaar worden.
Het is echter mogelijk dat de Raad de staten van de gestructureerde samenwerking de uitvoering van een missie waartoe de Raad heeft besloten, toevertrouwt. In dat geval wordt de missie namens de Unie door de gestructureerde samenwerking uitgevoerd.
De lidstaten die voldoen aan criteria inzake grote militaire vermo gens en die op dit gebied verdere verbintenissen willen aangaan met het oog op veeleisender missies, en waarvan de lijst staat in Protocol X bij de Grondwet, stellen onderling een gestructureerde samenwerking in de zin van [artikel 32, lid 6, van deel I] van de Grondwet in. Datzelfde protocol vermeldt de door die lidstaten overeengekomen criteria en verbintenissen inzake militaire vermogens.
-
1.Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad van zijn voornemen in kennis. De Raad beraadslaagt over het verzoek van de betrokken lidstaat, maar alleen de lidstaten die aan de gestructureerde samenwerking deelnemen, nemen een besluit over het verzoek.
-
2.Alleen de lidstaten die aan de samenwerking deelnemen, nemen besluiten over het voorwerp van de samenwerking aan. De minister van Buitenlandse Zaken is bij de beraadslagingen aanwezig. De overige lidstaten worden door de minister van Buitenlandse Zaken naar behoren en regelmatig van de ontwikkeling van de samenwerking op de hoogte gebracht.
-
3.De Raad kan de lidstaten die aan deze samenwerking deelnemen, de uitvoering, in het kader van de Unie, van een missie als bedoeld in [artikel 17] van deze titel toevertrouwen.
-
1.De in het protocol [titel] genoemde lidstaten die voldoen aan criteria inzake grotere militaire vermogens en die met het oog op de meest veeleisende missies meer bindende verbintenissen terzake willen aangaan, stellen onderling een gestructureerde samenwerking in de zin van artikel I-40, lid 6, in. De door die lidstaten overeengekomen criteria en verbintenissen inzake militaire vermogens worden in het protocol neergelegd.
-
2.Een lidstaat die in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt de Europese Raad daarvan in kennis. De Raad van Ministers beraadslaagt over het verzoek van de lidstaat. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke aan de gestructureerde samenwerking deelnemen.
-
3.Wanneer de Raad van Ministers Europese besluiten over het voorwerp van de gestructureerde samenwerking vaststelt, wordt aan de beraadslagingen en aan de vaststelling van de besluiten uitsluitend deelgenomen door de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke aan de gestructureerde samenwerking deelnemen. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie is bij de beraadslagingen aanwezig. De vertegenwoordigers van de overige lidstaten worden door de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie naar behoren en regelmatig van de ontwikkeling van de gestructureerde samenwerking op de hoogte gebracht.
-
4.De Raad van Ministers kan de lidstaten die aan deze samenwerking deelnemen verzoeken, een in het kader van de Unie uit te voeren missie in de zin van artikel III-210 op zich te nemen.
-
5.Zonder een belemmering te vormen voor de voorgaande leden, zijn de bepalingen betreffende de nauwere samenwerking van toepassing op de bij dit artikel geregelde gestructureerde samenwerking.
-
1.De lidstaten die wensen deel te nemen aan de in artikel I-40, lid 6, bedoelde permanente gestructureerde samenwerking, die voldoen aan de criteria en die de verbintenissen inzake militaire vermogens als vermeld in het Protocol inzake permanente gestructureerde samenwerking willen aangaan, stellen de Raad en de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie in kennis van hun voornemen.
-
2.Binnen drie maanden na deze kennisgeving stelt de Raad een Europees besluit tot instelling van de permanente gestuctureerde samenwerking en tot opstelling van de lijst van deelnemers vast. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie.
-
3.Iedere lidstaat die in een later stadium aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst deel te nemen stelt de Raad en de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie van zijn voornemen in kennis.
De Raad stelt een Europees besluit vast houdende bevestiging van de deelneming van de betrokken lidstaat die aan de criteria voldoet en de verbintenissen onderschrijft als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het in lid 1 genoemde protocol. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen.
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [*]
Een blokkerende minderheid moet ten minste het minimumaantal leden van de Raad omvatten dat meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten plus een lid omvat, bij ontstentenis waarvan de gekwalificeerde meerderheid wordt geacht te zijn bereikt. [*]
-
4.Indien een deelnemende lidstaat niet langer aan de criteria voldoet of zich niet langer kan houden aan de verbintenissen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het in lid 1 genoemde protocol, kan de Raad een Europees besluit tot schorsing van de deelname van deze lidstaat vaststellen.
De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat. [**]
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [*]
Een blokkerende minderheid moet ten minste het minimumaantal leden van de Raad omvatten dat meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten plus een lid omvat, bij ontstentenis waarvan de gekwalificeerde meerderheid wordt geacht te zijn bereikt. [*]
-
5.Indien een lidstaat zijn deelneming aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst te beëindigen, geeft hij daarvan kennis aan de Raad, die er akte van neemt dat de deelneming van de betrokken lidstaat afloopt.
-
6.Andere dan de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde Europese besluiten en aanbevelingen van de Raad in het kader van de gestructureerde samenwerking worden met eenparigheid van stemmen aangenomen. Voor de toepassing van dit lid wordt eenparigheid van stemmen alleen door de stemmen van de vertegenwoordigers van de deelnemende staten gevormd.
Voetnoot [*] bij leden 3 en 4
Document CIG 60/03 ADD 1 (weergave van de onderhandelingsresultaten van het Ministerieel Conclaaf van 28 november 2003) gaf als toelichting in een voetnoot:
"Klassieke procedure die in de hele grondwet wordt gehanteerd. Voorts moet naar artikel III-213, lid 3, worden verwezen in artikel 2, lid 4, van het Protocol betreffende de overgangsbepalingen met betrekking tot de instellingen en organen van de Unie."
In document CIG 79/04 (voorbereiding op de IGC-Raad van 14 juni 2004) wordt opgemerkt dat "Deze zin moet worden aangepast aan de uiteindelijke tekst van artikel I-24 betreffende de definitie van gekwalificeerde meerderheid." Deze zin is herhaald in document CIG 81/04.
Dit gebeurde in document CIG 86/04. De aanvankelijke tekst (CIG 60/03 ADD 1) luidde:
-
3.Iedere lidstaat die in een later stadium aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst deel te nemen stelt de Raad en de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie van zijn voornemen in kennis.
De Raad stelt een Europees besluit vast houdende bevestiging van de deelneming van de betrokken lidstaat die aan de criteria voldoet en de verbintenissen onderschrijft als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het in lid 1 genoemde protocol. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie.
Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen. Een gekwalificeerde meerderheid wordt gevormd door de meerderheid van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, welke meerderheid ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van deze lidstaten. [*]
-
4.Indien een deelnemende lidstaat niet langer aan de criteria voldoet of zich niet langer kan houden aan de verbintenissen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het in lid 1 genoemde protocol, kan de Raad een Europees besluit tot schorsing van de deelname van deze lidstaat vaststellen.
De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat. [**] Een gekwalificeerde meerderheid wordt gevormd door de meerderheid van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat, welke meerderheid ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van deze lidstaten. [*]
Voetnoot [**] bij lid 4
Document CIG 60/03 ADD 1 gaf als toelichting in een voetnoot:
"Klassieke procedure: de vertegenwoordiger in de Raad van de 'betrokken' lidstaat neemt normaal gezien niet deel aan de stemming (zie EMU, sancties, intrekking)."
-
1.De lidstaten die wensen deel te nemen aan de in artikel I-41, lid 6, bedoelde permanente gestructureerde samenwerking, die voldoen aan de criteria en die de verbintenissen inzake militaire vermogens als vermeld in het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking willen aangaan, stellen de Raad en de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie in kennis van hun voornemen.
-
2.Binnen drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving stelt de Raad een Europees besluit tot instelling van de permanente gestructureerde samenwerking en tot opstelling van de lijst van deelnemers vast. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie.
-
3.Iedere lidstaat die in een later stadium aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst deel te nemen stelt de Raad en de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie van zijn voornemen in kennis.
De Raad stelt een Europees besluit vast houdende bevestiging van de deelneming van de betrokken lidstaat die aan de criteria voldoet en de verbintenissen onderschrijft als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen.
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van deze staten.
Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal leden van de Raad bestaan die meer dan 35% uitmaken van de bevolking van de deelnemende lidstaten, plus een lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.
-
4.Indien een deelnemende lidstaat niet langer aan de criteria voldoet of zich niet langer kan houden aan de verbintenissen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking, kan de Raad een Europees besluit tot schorsing van de deelneming van deze lidstaat vaststellen.
De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat.
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van deze staten.
Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal leden van de Raad bestaan die meer dan 35% uitmaken van de bevolking van de deelnemende lidstaten, plus een lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.
-
5.Indien een lidstaat zijn deelneming aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst te beëindigen, geeft hij daarvan kennis aan de Raad, die er akte van neemt dat de deelneming van de betrokken lidstaat afloopt.
-
6.Andere dan de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde Europese besluiten en aanbevelingen van de Raad in het kader van de gestructureerde samenwerking worden met eenparigheid van stemmen vastgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt eenparigheid van stemmen alleen door de stemmen van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten gevormd.