Artikel III-135: Bepalingen lidstaten
Totdat de in artikel III-134, eerste alinea, bedoelde Europese wet of kaderwet is vastgesteld, en behoudens vaststelling met eenparigheid van stemmen van een Europees besluit van de Raad van Ministers waarbij een afwijking wordt toegestaan, mag geen enkele lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden vanaf 1 januari 1958 of, voor de toetredende staten, vanaf de datum van hun toetreding, zodanig veranderen, dat zij daardoor in hun rechtstreekse of zijdelingse uitwerking minder gunstig worden voor vervoerondernemers uit overige lidstaten dan voor de nationale vervoerondernemers.
Totdat de in [artikel 71, lid 1,] bedoelde Europese wet of kaderwet is vastgesteld, en behoudens vaststelling, met eenparigheid van stemmen, van een Europese wet van de Raad waarbij een afwijking wordt toegestaan, mag geen enkele lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden op 1 januari 1958 of, voor de toetredende staten, op de datum van hun toetreding, zodanig veranderen dat zij daardoor in hun rechtstreekse of zijdelingse uitwerking minder gunstig worden voor de vervoerondernemers der overige lidstaten dan voor de nationale vervoerondernemers.
Totdat de in artikel III-134, eerste alinea, bedoelde Europese wet of kaderwet is vastgesteld, en behoudens vaststelling met eenparigheid van stemmen van een Europees besluit van de Raad van Ministers waarbij een afwijking wordt toegestaan, mag geen enkele lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden vanaf 1 januari 1958 of, voor de toetredende staten, vanaf de datum van hun toetreding, zodanig veranderen, dat zij daardoor in hun rechtstreekse of zijdelingse uitwerking minder gunstig worden voor vervoerondernemers uit overige lidstaten dan voor de nationale vervoerondernemers.
Totdat de in artikel III-134, eerste alinea, bedoelde Europese wet of kaderwet is vastgesteld, en behoudens vaststelling met eenparigheid van stemmen van een Europees besluit van de Raad waarbij een afwijking wordt toegestaan, mag geen enkele lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden vanaf 1 januari 1958 of, voor de toetredende staten, vanaf de datum van hun toetreding, zodanig veranderen, dat zij daardoor in hun rechtstreekse of onrechtstreekse uitwerking minder gunstig worden voor vervoerondernemers uit overige lidstaten dan voor de nationale vervoerondernemers.
Noot PDC
Bij de verwijzing naar artikel III-134 heeft de Werkgroep Juridische Deskundigen IGC geen rekening gehouden met de samenvoeging van de artikelen III-133 en III-134.
Totdat de in artikel III-236, lid 2, bedoelde Europese wet of kaderwet is vastgesteld, en behoudens vaststelling met eenparigheid van stemmen van een Europees besluit van de Raad waarbij een afwijking wordt toegestaan, mag geen enkele lidstaat de onderscheiden bepalingen, die terzake gelden vanaf 1 januari 1958 of, voor de toetredende staten, vanaf de datum van hun toetreding, zodanig veranderen, dat zij daardoor in hun rechtstreekse of onrechtstreekse uitwerking minder gunstig worden voor vervoerondernemers uit overige lidstaten dan voor de nationale vervoerondernemers.