Artikel : Ontwerpprotocol betreffende de rol van de Nationale Parlementen in de Europese Unie

IV-9
Artikel

Inhoudsopgave van deze pagina:


DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ERAAN HERINNEREND dat de wijze waarop de afzonderlijke nationale parlementen de controle uitoefenen op hun eigen regering met betrekking tot de activiteiten van de Unie, valt onder de eigen constitutionele inrichting en praktijk van de lidstaten,

GELEID DOOR DE WENS om evenwel een grotere betrokkenheid van de nationale parlementen bij de activiteiten van de Europese Unie te stimuleren en hun betere mogelijkheden te bieden om hun zienswijze over wetgevingsvoorstellen en over andere aangelegenheden die voor hen van bijzonder belang kunnen zijn, te uiten,

HEBBEN de volgende bepalingen VASTGESTELD, die aan de Grondwet worden gehecht:

1.

I - Informatie voor de nationale parlementen van de lidstaten

  • 1. 
    Alle discussiedocumenten van de Commissie (groenboeken, witboeken en mededelingen) worden ten tijde van publicatie rechtstreeks door de Commissie aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden. De Commissie zendt ook het jaarlijkse wetgevingsprogramma en alle andere wetgevingsvoorstellen en teksten met betrekking tot beleidsstrategie die zij indient bij het Europees Parlement en de Raad, tegelijkertijd toe aan de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Alle tot het Europees Parlement en de Raad gerichte wetgevingsvoorstellen worden tegelijkertijd aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden.
  • 3. 
    De nationale parlementen van de lidstaten kunnen de voorzitter van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie een met redenen omkleed advies toezenden betreffende de overeenstemming van een wetgevingsvoorstel met het subsidiariteitsbeginsel, volgens de procedure van het protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
  • 4. 
    Er dient een periode van zes weken te verstrijken tussen het ogenblik waarop een wetgevingsvoorstel door de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen van de lidstaten in de officiële talen van de Europese Unie beschikbaar wordt gesteld, en de datum waarop het met het oog op de vaststelling ervan of op de vaststelling van een standpunt in het kader van een wetgevingsprocedure op de agenda van de Raad wordt geplaatst, behoudens uitzonderingen vanwege de urgentie van de zaak, waarvoor de redenen in de handeling of het gemeenschappelijk standpunt moeten worden aangegeven. Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen kan tijdens deze zes weken niet worden vastgesteld dat er over een wetgevingsvoorstel een akkoord bestaat. Tussen de plaatsing van een voorstel op de agenda van de Raad en de vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt moeten tien dagen verstrijken.
  • 5. 
    De agenda's en de resultaten van de Raadszittingen, daaronder begrepen de notulen van de Raadszittingen waarin over wetgevingsvoorstellen is beraadslaagd, worden rechtstreeks meegedeeld aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending aan de regeringen van de lidstaten.
  • 6. 
    De Rekenkamer zendt haar jaarverslag ter informatie toe aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending ervan aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 7. 
    Betreft het nationale parlementen met een tweekamerstelsel, dan gelden deze bepalingen voor beide kamers.

2.

II - Samenwerking tussen parlementen

  • 8. 
    Het Europees Parlement en de nationale parlementen onderzoeken samen hoe binnen de Europese Unie de samenwerking tussen de verschillende parlementen op efficiënte en regelmatige wijze georganiseerd en gestimuleerd kan worden.
  • 9. 
    De Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden kan elke door haar passend geachte bijdrage ter attentie van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie leveren. Deze Conferentie bevordert voorts de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de parlementen van de lidstaten en het Europees Parlement, alsook tussen hun respectieve gespecialiseerde commissies. De Conferentie kan ook interparlementaire conferenties over specifieke onderwerpen organiseren, met name om vraagstukken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te bespreken. De bijdragen van de Conferentie binden de nationale parlementen niet en laten hun standpunt onverlet.

3.

Toelichting

Het praesidium van de Europese Conventie heeft bovenstaande tekst geschreven naar aanleiding van amendementen van conventieleden op de concept-tekst van dit protocol, alsmede redactionele overwegingen voor wat betreft ordening en leesbaarheid.

De overkoepelende concepttekst die vooraf ging aan bovenstaand protocol bevat:

  • de eerste versie van het protocol
  • overwegingen die hebben geleid tot opneming van dit artikel in het ontwerpverdrag (toelichting)
  • een overzicht van relevante documenten (het CONV-document, de amendementen, eventueel de conclusies van de relevante werkgroepen)

Dit eerder verschenen protocoltekst kunt u hierboven aanklikken.

4.

Ontwikkeling artikel

2003

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

MEMOREREND dat de wijze waarop de afzonderlijke nationale parlementen de controle uitoefenen op hun eigen regering met betrekking tot de activiteiten van de Unie, ressorteert onder de eigen constitutionele inrichting en praktijk van de lidstaten,

GELEID DOOR DE WENS om evenwel een grotere betrokkenheid van de nationale parlementen bij de activiteiten van de Europese Unie te stimuleren en hun betere mogelijkheden te bieden tot uiting van hun zienswijze over aangelegenheden die voor hen van bijzonder belang kunnen zijn,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan de Grondwet worden gehecht:

I. Informatie voor de nationale parlementen van de lidstaten

  • 1. 
    Alle discussiedocumenten van de Commissie (groenboeken, witboeken en mededelingen) worden rechtstreeks door de Commissie aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden.
  • 2. 
    De Commissie zendt al haar voorstellen voor wetgeving rechtstreeks toe aan de nationale parlementen, tegelijkertijd met de toezending aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 3. 
    De nationale parlementen van de lidstaten kunnen de voorzitter van het Europees Parlement, respectievelijk van de Raad en van de Commissie een met redenen omkleed advies toezenden betreffende de overeenstemming van een wetgevingsvoorstel van de Commissie met het subsidiariteitsbeginsel, volgens de procedure van het protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
  • 4. 
    Er dient een periode van zes weken te verstrijken tussen het ogenblik waarop een wetgevingsvoorstel door de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen van de lidstaten in al hun talen beschikbaar wordt gesteld, en de datum waarop het met het oog op zijn aanneming of op de aanneming van een standpunt in het kader van de wetgevingsprocedure van artikel [X van deel II van het verdrag tot instelling van een grondwet voor Europa], op de agenda van de Raad wordt geplaatst, behoudens uitzonderingen vanwege de extreme urgentie van de zaak, waarvoor de redenen in het besluit of het gemeenschappelijk standpunt moeten worden aangegeven.
  • 5. 
    De agenda's en de resultaten van de Raadszittingen worden rechtstreeks meegedeeld aan de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 6. 
    De Commissie zendt alle wetgevingsvoorstellen en teksten met betrekking tot beleidsstrategie die zij indient bij het Europees Parlement en de Raad, tegelijkertijd ook toe aan de nationale parlementen van de lidstaten ter informatie.
  • 7. 
    De Rekenkamer zendt haar jaarverslag ter informatie toe aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending ervan aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 8. 
    Het Europees Parlement onderzoekt samen met de nationale parlementen hoe binnen de Europese Unie de samenwerking tussen de verschillende parlementen op efficiënte wijze kan worden gestimuleerd.
  • 9. 
    De op 16-17 november 1989 ingestelde Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden kan elke door haar passend geachte bijdrage ter attentie van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie leveren. Dergelijke bijdragen zijn geenszins bindend voor de nationale parlementen en laten hun standpunt onverlet.
2003

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ERAAN HERINNEREND dat de wijze waarop de afzonderlijke nationale parlementen de controle uitoefenen op hun eigen regering met betrekking tot de activiteiten van de Unie, valt onder de eigen constitutionele inrichting en praktijk van de lidstaten,

GELEID DOOR DE WENS om evenwel een grotere betrokkenheid van de nationale parlementen bij de activiteiten van de Europese Unie te stimuleren en hun betere mogelijkheden te bieden om hun zienswijze over wetgevingsvoorstellen en over andere aangelegenheden die voor hen van bijzonder belang kunnen zijn, te uiten,

HEBBEN de volgende bepalingen VASTGESTELD, die aan de Grondwet worden gehecht:

5.

I - Informatie voor de nationale parlementen van de lidstaten

  • 1. 
    Alle discussiedocumenten van de Commissie (groenboeken, witboeken en mededelingen) worden ten tijde van publicatie rechtstreeks door de Commissie aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden. De Commissie zendt ook het jaarlijkse wetgevingsprogramma en alle andere wetgevingsvoorstellen en teksten met betrekking tot beleidsstrategie die zij indient bij het Europees Parlement en de Raad, tegelijkertijd toe aan de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Alle tot het Europees Parlement en de Raad gerichte wetgevingsvoorstellen worden tegelijkertijd aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden.
  • 3. 
    De nationale parlementen van de lidstaten kunnen de voorzitter van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie een met redenen omkleed advies toezenden betreffende de overeenstemming van een wetgevingsvoorstel met het subsidiariteitsbeginsel, volgens de procedure van het protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
  • 4. 
    Er dient een periode van zes weken te verstrijken tussen het ogenblik waarop een wetgevingsvoorstel door de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen van de lidstaten in de officiële talen van de Europese Unie beschikbaar wordt gesteld, en de datum waarop het met het oog op de vaststelling ervan of op de vaststelling van een standpunt in het kader van een wetgevingsprocedure op de agenda van de Raad wordt geplaatst, behoudens uitzonderingen vanwege de urgentie van de zaak, waarvoor de redenen in de handeling of het gemeenschappelijk standpunt moeten worden aangegeven. Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen kan tijdens deze zes weken niet worden vastgesteld dat er over een wetgevingsvoorstel een akkoord bestaat. Tussen de plaatsing van een voorstel op de agenda van de Raad en de vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt moeten tien dagen verstrijken.
  • 5. 
    De agenda's en de resultaten van de Raadszittingen, daaronder begrepen de notulen van de Raadszittingen waarin over wetgevingsvoorstellen is beraadslaagd, worden rechtstreeks meegedeeld aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending aan de regeringen van de lidstaten.
  • 6. 
    De Rekenkamer zendt haar jaarverslag ter informatie toe aan de nationale parlementen van de lidstaten, tegelijkertijd met de toezending ervan aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 7. 
    Betreft het nationale parlementen met een tweekamerstelsel, dan gelden deze bepalingen voor beide kamers.

6.

II - Samenwerking tussen parlementen

  • 8. 
    Het Europees Parlement en de nationale parlementen onderzoeken samen hoe binnen de Europese Unie de samenwerking tussen de verschillende parlementen op efficiënte en regelmatige wijze georganiseerd en gestimuleerd kan worden.
  • 9. 
    De Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden kan elke door haar passend geachte bijdrage ter attentie van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie leveren. Deze Conferentie bevordert voorts de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de parlementen van de lidstaten en het Europees Parlement, alsook tussen hun respectieve gespecialiseerde commissies. De Conferentie kan ook interparlementaire conferenties over specifieke onderwerpen organiseren, met name om vraagstukken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid te bespreken. De bijdragen van de Conferentie binden de nationale parlementen niet en laten hun standpunt onverlet.

7.

Toelichting

Het praesidium van de Europese Conventie heeft bovenstaande tekst geschreven naar aanleiding van amendementen van conventieleden op de concept-tekst van dit protocol, alsmede redactionele overwegingen voor wat betreft ordening en leesbaarheid.

De overkoepelende concepttekst die vooraf ging aan bovenstaand protocol bevat:

  • de eerste versie van het protocol
  • overwegingen die hebben geleid tot opneming van dit artikel in het ontwerpverdrag (toelichting)
  • een overzicht van relevante documenten (het CONV-document, de amendementen, eventueel de conclusies van de relevante werkgroepen)

Dit eerder verschenen protocoltekst kunt u hierboven aanklikken.