Ooit een voorbeeld in de verte

8 november 2024, column Bert van den Braak

Nederland heeft sinds 1782 vriendschapsbanden met de Verenigde Staten. Er waren wel perioden dat er kritische geluiden klonken, maar de relatie is hecht. Toen na de vrijheidsstrijd de Verenigde Staten als democratische staat ontstond, was dat een bron van inspiratie voor veranderingsgezinden in Europa1). De Grondwet van de VS bevatte grondrechten en zorgde voor de scheiding van staatsmachten en verkiezing van president, Huis van Afgevaardigden en Senaat (zij het dat het kiesrecht niet gold voor slaven). Toch bleef de VS lange tijd ver weg en speelde zij in de Nederlandse politiek nauwelijks een rol.

De eerste keer dat de Amerikaanse 'politiek' parlementair werd geagendeerd, was in 1865. Na de moord op Abraham Lincoln deed Graaf Van Zuylen van Nijevelt in de Tweede Kamer het voorstel om namens de Kamer melding te maken van 'het leedwezen en de verontwaardiging' over 'de verraderlijke en laaghartige aanslag'. Minister Cremers had geen bezwaar tegen die stap en de Kamer stemde er unaniem mee in.

Pas door de rol van de VS bij de bevrijding van Europa, de Marshallhulp en de uitgebroken Koude Oorlog, werd de VS een zichtbare partner. Hoewel na 1945 een hechte band ontstond en er - afgezien van de communisten - veel sympathie was voor de VS, waren er juist in de eerste naoorlogse jaren ook spanningen. Tijdens de Indonesische vrijheidsstrijd koos de VS feitelijk de zijde van Indonesiërs. Onder meer door de VS geleide internationale druk (via de diplomaat Horace Merle Cochran) was Nederland gedwongen militaire operaties te staken en naar de onderhandelingstafel te gaan.2)

Ook in de afwikkeling van de kwestie-Nieuw-Guinea was er een prominente rol voor de VS. De Amerikaanse diplomaat Ellsworth Bunker dwong Nederland in 1962 te gaan onderhandelen over overdacht, eerst aan de VN en daarna aan Indonesië. De opstelling van de in 1961 aangetreden regering-Kennedy speelde daarbij een belangrijke rol. Er bleek, anders dan minister Luns lang had gesuggereerd, niet te kunnen worden gerekend op Amerikaanse militaire steun bij een eventueel gewapend conflict met Indonesië.

De VS, als belangrijkste NAVO-partner, bewerkstelligde verder in de jaren vijftig dat Nederland relatief veel geld aan defensie besteedde. Er kwamen overeenkomsten over militaire samenwerking en stationering van Amerikaanse troepen in Nederland (Soesterberg) en over (geheime) opslag van kernwapens. Bij de parlementaire behandeling daarvan roerde alleen de CPN zich hevig.3)

Zowel de apartheid in grote delen van de VS als het militaire optreden in Zuid-Oost-Azië zorgden voor toenemende kritiek, met name ter linkerzijde. De kwestie-Vietnam kwam vanaf 1965 geregeld op de agenda en ook christendemocraten uitten daarop steeds meer kritiek.4) De Nederlandse kabinetten (en minister Luns) waren echter slechts moeizaam te bewegen in Washington zorgen te uiten over bijvoorbeeld bombardementen. De toenemende kritische houding jegens de VS in de PvdA droeg in 1970 sterk bij aan het ontstaan van DS'70.

Nadien was het vooral de kernbewapening die tot spanningen leidde, zoals bij mogelijke introductie van de Neutronenbom en - meer nog - bij het voornemen kruisraketten in Nederland te plaatsen. Daarnaast zorgden interventies van de VS in onder andere Chili en Nicaragua en banden met dictatoriale regimes tot afbreuk bij linkse partijen van het positieve beeld van de VS. Niettemin bleven de bilaterale relaties redelijk tot goed. Zelfs het presidentschap van Trump (2017-2021) deed daaraan geen grote afbreuk, ondanks bijvoorbeeld diens stap om uit het Klimaatakkoord van Parijs te stappen.

Welke gevolgen de uitkomst van de presidentsverkiezingen voor de relaties zal hebben, valt te bezien. De wijze waarop die strijd werd gevoerd, wettigen wel de conclusie dat de VS in democratisch opzicht niet langer een voorbeeld voor ons is. Nou ja, hoe het niet moet misschien.


  • 1) 
    De titel van de column is ontleend aan het boek van prof. J.W. Schulte Norholt: Voorbeeld in de verte. De invloed van de Amerikaanse revolutie in Nederland (1979)
  • 2) 
    In 1949 dreigde het kabinet vanwege de Amerikaanse opstelling het NAVO-verdrag niet te ondertekenen (H. Daalder, Vier jaar nachtmerrie. Willem Drees 1886-1988. De Indonesische kwestie, p.352-355)
  • 3) 
    Bij de behandeling in 1950 van een overeenkomst over militaire samenwerking werd CPN-lid Gerben Wagenaar, nadat hij de orde had verstoord, door de politie uit de Tweede Kamer verwijderd.
  • 4) 
    Zo nam de Eerste Kamer in mei 1972 een motie-Van Hulst (CHU) aan over een onmiddellijke wapenstilstand en het beginnen van onderhandelingen. Voor stemden KVP, ARP, CHU, D'66, PPR en SGP.


Andere recente columns