Alle kiesstelsels hebben gebreken

30 augustus 2024, column Bert van den Braak

Voor de stelling dat een kiesstelsel gericht op evenredige vertegenwoordiging (EV) minder goed past bij een individualistische samenleving is best iets te zeggen.1) Het leidde (zeker na 2010) tot versplintering en dat maakt kabinetsvorming niet eenvoudiger. Een stelsel dat wel leidt tot eenvoudigere regeringsvorming en een heldere keuze biedt tussen 'regering' en 'oppositie' zou beter kunnen zijn. Vraag is echter hoe dan?

Vrijwel alle landen van de EU - Frankrijk met zijn presidentiële stelsel laten we buiten beschouwing - kennen een stelsel waarin evenredige vertegenwoordiging wordt gecombineerd met districten. Het door CDA en NSC voorgestane Deense stelsel corrigeert de uitslag in districten om tot evenredige vertegenwoordiging te komen. Duitsland kent een tweestemmenstelsel met een relatief hoge kiesdrempel. Alleen niet-EU-lid Verenigd Koninkrijk heeft een absoluut meerderheidsstelsel (zelfs in die zin dat de winnaar met bijvoorbeeld 35 procent van de stemmen de zetel verovert). Er zijn in ons land weinigen die vinden dat een electorale minderheid tot een parlementaire meerderheid moet leiden.2)

Een simpele aanpassing van ons kiesstelsel zou een verhoging van de kiesdrempel zijn. Nadeel daarvan is dat alleen redelijke hoge drempel (zeg vijf zetels) effect zou sorteren. Momenteel hebben slechts zes van de vijftien fracties meer dan vijf zetels. Dat zou betekenen dat negen fracties (goed voor 28 zetels) zouden verdwijnen en bijna twintig procent van de kiezers zich niet vertegenwoordigd weet. Een zelfde effect zou verdeling van het land in vier of zes districten hebben. Dat was het kiesstelsel voor de Eerste Kamer zoals we dat tot 1983 kenden. Minder te verdelen zetels betekent een hogere kiesdrempel.

Kleinere partijen kunnen zich, om toch kans te maken op een zetel, aansluiten bij een grotere. In veel landen leidt het kiesstelsel tot blokvorming. Overigens is de mogelijkheid tot lijstverbinding in 2018 afgeschaft. Het is echter de vraag of daarmee een snellere formatie wordt bereikt. In 1977 waren er feitelijk drie grote blokken met twee partijen van circa 50 zetels en één met 28 zetels. De formatie duurde toen 208 dagen. En in 2010 was in het Verenigd Koninkrijk een coalitie nodig, omdat de twee grootste partijen geen meerderheid behaalden.

Er is geen garantie dat een ander kiesstelsel tot een snellere formatie zal leiden en er zijn onmiskenbaar nadelen aan een stelsel waarin evenredigheid een minder grote rol speelt. Als het geluid van bijvoorbeeld SP, SGP of Partij voor de Dieren niet meer wordt gehoord, zal dat voor een deel van de kiezers als verarming worden gezien.

Aan ieder kiesstelsel zitten voor- en nadelen. Afzwakking van de evenredige vertegenwoordiging of gedwongen blokvorming passen niet erg bij het Nederlandse politieke bestel. Over het positieve effect daarvan bestaan twijfels. Vooralsnog zie ik niet dat de voordelen van een ander stelsel groter zullen zijn dan die van ons huidige eerlijke stelsel.

Wie toch vindt dat het anders moet, moet aangeven hoe dat stelsel er dan moet uitzien en waarom het beter is.




Andere recente columns