Afscheid van de evenredige vertegenwoordiging

23 augustus 2024, column J.Th.J. van den Berg

In het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Schoof staat het een en ander over mogelijke wijziging van ons kiesstelsel, gericht op versterking van de regionale component. Dat is dan voornamelijk op aandrang van het Nieuw Sociaal Contract, maar de liefde voor de regio is minstens zo groot bij BBB. Niettemin, in de kern blijft het stelsel ongewijzigd, gebaseerd als het is op de evenredige vertegenwoordiging. Die werd ingevoerd in 1917 en is sedertdien in hoofdzaak ongewijzigd gebleven en intussen zo ongeveer heilig verklaard.

Zelfs pogingen om er met behulp van een kiesdrempel een bodem onder te leggen krijgen in het algemeen weinig steun. Het heeft alles te maken met de in Nederland breed aanvaarde opvatting over de betekenis van vertegenwoordiging. Maar dat is niet de enig mogelijke opvatting.

Vertegenwoordiging kan erin bestaan dat je in vertrouwen een persoon die er meer van weet dan jij de leiding over het politieke besluit­vormingsproces toevertrouwt. Bij voorbeeld, omdat je het in grote lijnen met hem of haar eens bent. Hij of zij krijgt de vrijheid om zijn politieke vaardigheden in het parlement in te zetten, zoals een advocaat dat doet: handelen namens jou maar met gebruikmaking van zijn uitgesproken politieke deskundigheid en gericht op resultaten. Een vertegenwoordiger kiezen is dus, net als bij de advocaat, een kwestie van toevertrouwen en van ‘loslaten’.

Een heel ander idee van vertegenwoordiging bestaat daarin dat je niet zozeer kijkt naar het resultaat, maar een vertegenwoordiger kiest die jouw principes en opvattingen huldigt en een zo nauwkeurig mogelijke weerspiegeling levert van jouw voorkeuren. Het belang van vertegenwoordiging zit minder in zelfstandig politiek handelen als in het verwoorden van jouw politieke opvattingen.

In Nederland kiezen wij in het algemeen voor vertegenwoordiging als weerspiegeling van de in de samenleving voorhanden opvattingen en voorkeuren. De effectiviteit van het politiek handelen is niet van onbelang, maar in onze keuze staat die niet voorop. Wat voorop staat, is de nauwgezette weergave van de politieke voorkeuren in de samenleving. Daar komt onvermijdelijk het stelsel van evenredige vertegenwoordiging uit voort en dus een bestel dat uit veel partijen bestaat, die allemaal hun plek krijgen in de Tweede Kamer (of in de gemeenteraad).

In de vorige column hebben wij twee klassieke politieke denkers over de democratie gepresenteerd, die uitgesproken opvattingen hadden over een stabiele en effectieve democratie, Joseph Schumpeter en Karl Popper, beiden met een achtergrond in het Oostenrijk van tussen 1918 en 1940. Beiden moesten ook vluchten voor de Nazi’s en ontwikkelden hun ideeën over democratie onder de indruk van de Nazidictatuur. Hun denken over de democratie was erop gericht democratische concurrentie en stabiel leiderschap met elkaar te verenigen.

Geen toeval dus, dat geen van beide theoretici van de democratie ook maar iets zagen in het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging1). Het opvallende is dat de gebreken die zij erin zagen vandaag behoren tot de grote zorgen in Nederland over het functioneren van de democratie: partijloyaliteit in plaats van zelfstandig denken; versplintering van het partijstelsel; zoekrakende verantwoordelijkheid; verkiezingen zonder oordeel over het verleden en zonder richting voor de toekomst; kleine partijtjes die onevenredig veel invloed hebben; coalities die leiden tot instabiele kabinetten. Het werd allemaal al geschreven in de jaren veertig van de vorige eeuw, maar het leest alsof het gaat over de actualiteit.

Heel lang heeft zulke kritiek in Nederland weinig weerklank gekregen, omdat in weerwil van genoemde gebreken de Nederlandse democratie juist stabiel en effectief functioneerde. Een paradoxale toestand die in het bijzonder door Arend Lijphart2) ooit van een verklaring werd voorzien: een toestand van ‘Verzuiling’ die ertoe leidde dat kiezers zichzelf zagen als deel van een vast levensbeschouwelijk segment van de maatschappij en niet als een individu met eigen politieke opvattingen en voorkeuren. Dat laatste staat nu juist voorop en dus is ook de rem verdwenen op het ontstaan van de door Schumpeter en Popper voorziene gebreken.

Individualisering past slecht bij de evenredige vertegenwoordiging, hoe zeer wij daarop in Nederland ook gesteld zijn. Misschien moeten wij dan ook naar een stelsel dat politieke meerderheden als het ware forceert en dwingt tot kiezen, zoals dat ook gebeurt in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië; dat effectief politiek handelen voorop stelt, afrekenbaar is en in de democratie leiding garandeert.


  • 1) 
    Belangrijke samenvatting van de opvattingen van Sir Karl Popper: ‘Democracy in America. Karl Popper on Democracy’, in: The Economist, 23 april 1988; herdrukt in The Economist, 31 januari 2016. Zie ook het artikel over Karl Popper op Wikipedia.
  • 2) 
    Arend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, Amsterdam: DeBussy 1967.


Andere recente columns