Over politieke wil en alternatieven

2 februari 2024, column Bert van den Braak

Over de kans op succesvolle afronding van de onderhandelingen tussen PVV, VVD, NSC en BBB kan alleen worden gespeculeerd. Dat het ook mis kan gaan, is een open deur. Misschien dat de geschiedenis ons iets leert over de kansen, al zaten niet eerder drie 'onervaren' partijen aan de formatietafel.

Bij een succesvolle formatie - in de zin dat er een kabinet kan worden gevormd - spelen diverse factoren. De belangrijkste is uiteindelijk de benodigde meerderheid in de Tweede Kamer. Sinds 2010 (maar eigenlijk ook al sinds de periode 1888-1918) weten we dat het ontbreken van een meerderheid in de Eerste Kamer niet onoverkomelijk is. De vier nu formerende partijen beschikken in de Senaat slechts over dertig zetels.

Uiteraard is minstens zo belangrijk de wil om 'er uit' te komen. In 2012 leken er grote tegenstellingen te bestaan tussen VVD en PvdA. De economische en financiële crisis, maar vooral de politieke wil bij Rutte en Samsom zorgden niettemin voor een vlotte formatie. In 2003 en 2010 bleek daarentegen dat het ontbreken van die wil funest is. In 2003 zag het CDA zich, door het wegvallen van de meerderheid (CDA, VVD, LPF), gedwongen om met de PvdA te gaan onderhandelen, maar de wil ('chemie') ontbrak. Dat was evenzeer het geval in 2010 toen Paars Plus (VVD, PvdA, D66, GroenLinks) enige tijd in beeld was. De pogingen mislukten.

In beide gevallen was verder van belang dat er een alternatief was. In 2003 kwam D66 terug op de eerdere weigering om mee te regeren (D66 had flink verloren bij de verkiezingen) toen CDA-PvdA onmogelijk bleek. De vorming van het kabinet verliep daarna vrij soepel. In 2010 werd na het mislukken van Paars Plus een alternatief met deelname van de PVV reëel. Weliswaar ging dat niet zonder slag of stoot (met name bij het CDA) en was een gedoogconstructie nodig. Maar het lukte.

Het ontbreken van een alternatief kan ook 'dwingend' zijn. In 1981 was er nauwelijks een meerderheids­alternatief voor CDA, PvdA en D66. Het kabinet-Van Agt II dat er toen kwam, was echter een volstrekte mislukking. Dat was in 2002 evenzeer zo, toen regeringsdeelname van de LPF bijna onafwendbaar was, omdat er geen andere optie was. Het kabinet-Balkenende I stortte echter snel in. Het beste is uiteraard als er wel politieke wil is en geen alternatief. Dat was zo in 1982 na het mislukte kabinet-Van Agt II. Nieuwe samenwerking van CDA en PvdA was uitgesloten. CDA en VVD wilden bovendien graag weer samen regeren en beschikten over een kleine meerderheid. Het kabinet-Lubbers I werd wel een succes.

Politieke wil is van groot belang. Maar zelfs als die er is, kunnen er grote hobbels zijn. Dat is nu zeker zo. De PVV zet onder meer in op: btw op boodschappen naar 0 procent, stoppen met klimaat- en stikstofbeleid, afschaffen eigen risico, geen steun meer aan Oekraïne. Compromissen vinden, is lastig, ook omdat internationale en Europese regels en gerechtelijke uitspraken de speelruimte beperken. Daar komt bij dat houdbare overheidsfinanciën vragen om flinke bezuinigingen. Daarna kan de personele bezetting nog een groot obstakel vormen.

Misschien helpt ook nu het ontbreken van alternatieven. Alleen getalsmatig zijn die er wellicht, maar dan moet de VVD naar centrumlinks uitwijken en dat ligt niet direct voor de hand. PVV (en BBB) weten dat en zullen dat uitspelen. De dreiging van Wilders om desnoods maar aan te sturen op nieuwe verkiezingen past in dat beeld. Mogelijk kan een 'deal' over migratie - maar ook daarbij zijn er grenzen door internationale regels - de compromis­bereidheid vergroten.

Of dat voldoende is, is de vraag. En dan is er ook nog de les dat een geslaagde formatie geen garantie biedt op succesvol regeren...



Andere recente columns