De grillige kiezers
De kiezers zijn grillig. Partijen winnen de ene keer fors, om die steun bij volgende verkiezingen (niet eens zo veel later) weer grotendeels te verliezen. Nu gebeurde dat in het verleden ook wel eens, denk aan D66 in 1981 en 1982, maar de grilligheid neemt inmiddels extreme vormen aan. Het lijkt te maken te hebben met het verwachtingspatroon, maar dat is maar deels een verklaring.
In de periode 1922-1967 kenmerkte de Nederlandse politiek zich door grote stabiliteit. Winst van zes zetels werd al als een enorme verschuiving gezien. Pas met de komst van D'66 (toen nog met apostrof) veranderde dat enigszins, al kenden we ook toen al het verschijnsel van kortstondig succes (Boerenpartij, DS'70, PPR). De echte verandering kwam pas in 2002 met de ongekende opkomst van de LPF, overigens ook gevolgd door snelle neergang. Nooit in zetels uitgedrukt, maar wel kenmerkend was de nog snellere opkomst en neergang van Trots op Nederland.
Bij de vorige verkiezing was D66 de grote winnaar en de geschiedenis van 1982 lijkt zich te gaan herhalen. Waarom, zo kun je je afvragen. Misschien was de verwachting gewoon dat Sigrid Kaag premier zou worden. Sommigen verwijten haar dat zij op 1 april 2021 Rutte niet wegstuurde. Vraag is hoe reëel dat was. Zonder VVD had een coalitie moeten worden gevormd van zes of zeven partijen en zelfs dan was er nauwelijks een werkbare meerderheid. Dat de VVD Rutte zou hebben laten vallen, is ondenkbaar.
Op het beleid van Rutte IV is uiteraard best kritiek denkbaar. Maar het beeld van een weinig krachtdadig kabinet is te eenzijdig. Om het bij beleid van D66-bewindslieden te houden: Op de grotendeels uit internationale ontwikkelingen voortkomende inflatie en hoge energieprijzen reageerde Kaag met diverse maatregelen om de pijn zoveel mogelijk te verzachten. Minister Ollongren speelde een belangrijke rol bij de militaire steun aan Oekraïne, Jetten werkte voortvarend aan plannen voor de energietransitie. En staatssecretaris Vijlbrief kreeg waardering voor zijn inzet om het herstel in Groningen te versnellen. Was er bij de eigen achterban reden voor teleurstelling in de ministers Dijkgraaf, Kuipers of Weerwind?
Niet alle kiezers zullen daarvan onder de indruk zijn, maar waarom waarderen kiezers die in 2021 D66 stemden dan de regeringsdeelname niet? Wat waren hun verwachtingen - en hoe reëel waren die? De hernieuwde samenwerking met de ChristenUnie lag moeilijk, maar desondanks bereikte het mede door D66-ingediende initiatiefvoorstel over afschaffing van de beraadtermijn bij abortus het Staatsblad.
De verwachtingsvraag speelt ook bij Kamerleden. Twee jaar na hun aantreden, lijken velen van hen al te worden 'afgeserveerd'. Wat was de verwachting? Dat zij dagelijks op de voorpagina's zouden staan met een nieuw initiatief of dat zij snel allerlei wetgeving tot stand zouden brengen? Bij de VVD-fractie wisten Ruben Brekelmans (asiel), Thom van Campen (stikstof) en Daniël Koerhuis (luchtvaart, wonen) bovengemiddeld publiciteit te halen, maar vele anderen - zowel met als zonder ervaring - niet. De gemiddelde kiezer zal weinig van Jacqueline van den Hil, Fahid Minhas, Harry Bevers of Hawre Rahimi hebben gehoord. Wat is het criterium voor 'teleurstellend' en wat is daarbij reëel?
VVD-Kamerlid Rahimi zette zich bijvoorbeeld in voor mensen die digitaal minder vaardig zijn (vier miljoen burgers!). Hij zorgde ervoor dat zij kunnen blijven inloggen op DigiD via een sms-code. Verder maakte hij zich sterk voor winkeliers (bijvoorbeeld bakkers en slagers) die extra werden getroffen door hoge energiekosten en ijverde hij voor een ruimere tijd om coronaschulden terug te betalen. Om de kans op internetfraude te verkleinen, kwam hij met het idee om overheidsdomeinnamen te laten eindigen op .NLD, zodat burgers weten dat de site betrouwbaar is. Allemaal niet zo spectaculair, maar wel nuttig.
Het is in een democratie goed dat kiezers niet bij iedere verkiezing dezelfde keuze maken. 'Afrekenen' mag. Maar welk beeld bestaat er als je verwacht dat een partij of Kamerlid in twee jaar 'de wereld' even kan veranderen, spectaculaire successen kan boeken of problemen kan oplossen? Door die grilligheid zitten kiezers vooral zichzelf in de weg, want vrijwel steeds blijkt dat ook de volgende nieuwkomer(s) niet de hoge verwachtingen kan/kunnen waarmaken. De marges van de politiek zijn en blijven smal.
Meer realisme over wat partijen en Kamerleden in een beperkte termijn kunnen bereiken, is wenselijk.