Het dilemma van links
Er is de klassieke uitspraak van Drees die, als zijn partijgenoten weer eens ontevreden waren over het door de PvdA bereikte, zei: ‘Begrijp dat wij niet kunnen zonder de KVP, maar de KVP wel kan zonder ons.’ Een linkse partij, in Nederland per definitie in de minderheid, kan alleen maar verlangens tot gelding brengen als zij wordt gesteund door niet-linkse partijen. Links kan dus niet bevelen, het kan overtuigen, desnoods overreden. Dat is na de verkiezingen van 17 maart meer dan ooit het geval: de drie linkse partijen - SP, PvdA en GroenLinks – tellen bij elkaar 26 zetels in de Tweede Kamer. In een royale bui kan je fracties als Bij1 en Partij voor de Dieren nog meerekenen, maar dan nog kom je niet verder dan 32 zetels, bijna evenveel als de PvdA alleen bezette tot 2017.
Als die linkse partijen al zouden willen meedoen aan een nieuw kabinet, dan zullen zij heel wat meer nodig hebben dan een ‘dun regeerakkoord’ waarmee zij anderen kunnen binden. Elke beslissing die zij overlaten aan een vrij debatterend en beslissend parlement zal door een ruime centrumrechtse meerderheid worden bepaald.
Alsof zij zich dat konden veroorloven, hebben de drie linkse partijen zich ook nog eens door Mark Rutte uit elkaar laten spelen: de SP wil immers niet met Rutte in één kabinet plaatsnemen, terwijl de andere twee daar, zij het knarsetandend, wel toe bereid zijn. Als partijen van links nog iets willen tot stand brengen door kabinetsdeelname in de komende vier jaar, dan zullen zij elkaars handen stijf moeten vasthouden. Als GroenLinks of de PvdA ieder voor zich gaan meedoen plegen zij zelfmoord op termijn, zelfs met een vuistdik regeerakkoord.
Ter vermijding van misverstand: informateur Tjeenk Willink heeft, zover ik weet , nergens over een ‘dun’ regeerakkoord gesproken of geschreven, eenvoudig omdat hij wel beter weet. Dat heeft niet alleen met de positie van links te maken, maar ook met aard en omvang van de problemen die de komende jaren moeten worden aangepakt. Het zou al schelen als niet alles tot in detail wordt vastgelegd.
Maar dan nog. Moeten linkse partijen wel kiezen voor deelname aan de regering, als de keuze van de Nederlanders in maart zozeer op rechts was gericht? Dat kan voor D66 prettig zijn en een soort van rugdekking bieden voor niet-economische kwesties, maar dat is toch nauwelijks voldoende motief. Het zou in elk geval vergen dat GroenLinks en PvdA een uitgesproken en gezamenlijke opvatting hebben over hoe het verder moet met vraagstukken als klimaatcrisis, exit uit de pandemie, arbeidsmarkt, zorg, onderwijs en volkshuisvesting. Zij zouden over een strategie moeten beschikken voor hun werkwijze in het kabinet en over het soort persoonlijkheden dat zij naar voren zouden willen schuiven. Want dat in zulke moeilijke omstandigheden alleen zwaargewichten tegen deze taken zijn opgewassen, staat wel vast. Van dit alles is nog erg weinig te bespeuren. Uit de bij de informateur ingeleverde wensenlijstjes is niet echt veel af te leiden.
Ook de keuze voor de oppositie is voor GroenLinks en de PvdA minder gemakkelijk dan het lijkt. Voordeel zou weliswaar zijn dat dan naast PvdA en GroenLinks ook de SP weer aan de samenwerking zou kunnen deelnemen. Dat zou ruimte bieden om de taken te verdelen over 26 deelnemers en hun staf. Voor specifieke kwesties zouden Bij1 en PvdD erbij betrokken kunnen worden. Ook dan moet er sprake zijn van een gezamenlijke visie op een aantal hoofdvragen van onze tijd. Daarin zou de aandacht voor de kwaliteit van de wet weer voorop moeten staan naast de aandacht voor de feitelijke uitvoering van wet en beleid. Voor het laatste heeft de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties de weg gewezen.1)
Daarmee zou een vaste bodem worden geschapen, op basis waarvan niet alleen tegenwicht aan een kabinet kan worden geleverd, maar ook tegen al die door elkaar heen schreeuwende populistische clubs en clubjes die nu een dynamiek in de Kamer op gang hebben gebracht die elke constructieve oppositie frustreert.
Toegegeven, de drie linkse partijen staan voor een ingewikkelde keuze, maar vast staat dat zij alleen in samenwerking in staat zijn de goede keuze te maken.
-
1)Klem tussen balie en beleid. Rapport Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties, Kamerstukken II 35 387, nr. 2.