Hoe de werkzaamheden te regelen?
Vrijwel iedere vergaderdag van de Tweede Kamer vindt een zogenoemde regeling van werkzaamheden plaats. De meest uitgebreide is als regel op dinsdagen na het vragenuur. Kamerleden (vaak van de oppositie) vragen dan om debatten over uiteenlopende zaken. Bij agenderen gaat het om politieke besluitvorming, want er zijn veel onderwerpen en de ruimte op de agenda is beperkt. De regeling is soms tijdrovend en niet altijd even verheffend. Er ligt een herziening van het reglement van orde voor, waarin wordt voorgesteld als regel nog maar één keer per week een regeling te houden. Vraag is wel of dat reëel is.
Uitspraken van bewindspersonen, berichten in de media, het verschijnen van rapporten, onrust of incidenten in de samenleving: dat kunnen allemaal aanleiding zijn voor een Kamerlid om een plenair debat aan te vragen. Wie als lid snel een bewindspersoon naar de Kamer wil laten komen, kan proberen daarvoor politieke steun te krijgen. De Voorzitter inventariseert of die er is. Als er geen meerderheid is, kan er nog altijd steun van dertig leden zijn. De huidige regeling op dinsdagen levert vaak een reeks aan sprekers op, omdat fracties moeten aangeven of ze wel of geen steun geven aan een verzoek om een debat. Dat wordt nagedacht over hoe het anders kan is goed. Kamercommissies kunnen zeker een rol spelen, bijvoorbeeld bij het stellen van prioriteiten. En niet alles hoeft plenair te worden besproken.
De uiteindelijke agendering is de bevoegdheid van het Presidium. Bij nogal wat aangemelde dertigledendebatten komt het overigens niet tot plaatsing op de agenda, bijvoorbeeld omdat de actualiteitswaarde inmiddels is verdwenen. Over de dertigledenregel bestaat het misverstand dat die ertoe heeft geleid dat - veel meer dan in het verleden - over incidenten wordt gedebatteerd of dat daardoor de agenda snel vol loopt. Meerderheidsdebatten komen vaker voor. Als veel fracties vinden dat er bijvoorbeeld over het niet-naleven van coronaregels moet worden gedebatteerd, dan gebeurt dat uiteraard en soms nog dezelfde week.
Dat is niet anders dan in het verleden. Toen werd het recht van interpellatie (dat nog bestaat) gebruikt voor het op korte termijn houden van een debat, soms zelfs nog dezelfde dag. Verzoeken tot interpellatie werden zelden afgewezen. Wie naar interpellaties uit de jaren voor 2004 kijkt, zal zien dat er daaronder vele waren van kleine fracties (PPR, CPN, GPV, PSP). Hoewel ook toen al de klacht werd gehoord dat de Kameragenda overvol was, was daarvoor dus wel tijd. De regelingen van werkzaamheden in die tijd leidden soms bovendien tot uitvoerige debatten, waarbij (soms zelfs door de fractievoorzitters) uitgebreid werd ingegaan op de vraag of iets wel of niet en met welke spoed op de agenda moest komen1). Ook stemmingen over ordevoorstellen kwamen geregeld voor.
Het probleem is meer en meer geworden dat er veel onderwerpen zijn die op zich een belang hebben om besproken te worden. Daarnaast is het belang van wetgeving in het parlementaire proces geleidelijk aan afgenomen. In het verleden werd een ingrijpend wetsvoorstel vaak op vier of vijf dagen plenair geagendeerd. Tegenwoordig vindt de behandeling soms geheel tijdens een wetgevingsoverleg plaats, waarna alleen de stemmingen plenair zijn. Ook de duur van begrotingsbehandelingen is veel korter dan voorheen. Er is daardoor meer ruimte voor niet-wetgevingsgerelateerde debatten. En dan komen al snel veel onderwerpen in aanmerking. Dan is het ook niet gek dat Kamerleden wekelijks kansen zien om een onderwerp te agenderen.
Het is goed dat de werkgroep-Van der Staaij heeft nagedacht over beperking van regeling van werkzaamheden. De plenaire vergadering moet de plek zijn voor debatten over fundamentele kwesties, waarvoor een incident overigens best aanleiding kan zijn. De huidige reeksen debatten over verslagen van algemene en schriftelijke overleggen, waarbij tientallen moties worden ingediend (=voorgelezen) zorgen daar niet voor. Commissievergaderingen kunnen zowel bij actuele zaken als bij wetgeving een nog belangrijker rol spelen. Voor een betekenisvolle plenaire agenda zijn stroomlijning en zelfbeperking nodig. Of dat met de voorstellen van de werkgroep-Van der Staaij wordt bereikt, valt nog te bezien.
Iets minder 'regeling van werkzaamheden', maar vooral minder ongestructureerd, zou een stap in de goede richting zijn.
-
1)Zo debatteerde de Kamer op 12 maart 1986 uitvoerig over de behandeling van twee wetsvoorstellen inzake euthanasie en op 20 maart 1986 over de agendering tot de verkiezingen.