Excuses zijn goed, verklaren is beter
Excuses aanbieden voor (ernstige) fouten in het verleden kan betekenis hebben. Zo werd het ook gevoeld toen de koning dat onlangs in Indonesië deed voor geweldsontsporingen na de onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945. De pijn en het verdriet van de getroffen families, zo zei de koning, zijn lang voelbaar. Er was waardering voor die woorden. De kritiek die daarop kwam, ging over buitensporig geweld van Indonesische zijde, met name tijdens de Bersiap-periode (1945-1946), en over de verantwoordelijkheid van onze toenmalige regering voor het uitzenden van militairen. Veteranen kunnen zich achteraf misleid voelen door de regering, die hen opdroeg het Nederlandse (koloniale) belang te verdedigen.
Het is bij historische excuses altijd de vraag wie dat nu namens wie doet en met welk recht dat gebeurt. Kan een huidige regering zonder meer spijt betuigen over regeringsdaden uit het verleden? Waar hield de 'politiek' op en begon de militaire verantwoordelijkheid? Waar het gaat om 'ontsporingen' is de vraag van belang of de regering zich daarvan bewust was en of die dat goedkeurde of misschien maar op de koop toenam. Bekend is dat al in februari 1949 de PvdA'er Goedhart in de Tweede Kamer vroeg wat er waar was van berichten over 'excessen'. Minister Van Maarseveen antwoordde toen dat die 'ambtelijk' zouden worden onderzocht.
Je kunt nu zeggen dat 'wij', niet alleen in 1945-1949, maar ook daarvoor al 'aan de verkeerde kant van de geschiedenis' stonden. Geschiedenis is echter niet alleen de 'loop van gebeurtenissen', maar evenzeer een complex geheel van ontwikkelingen, machtsverhoudingen, gezamenlijke besluiten, individuele keuzes, publieke opinie ('tijdgeest'). En er is een historische context. Keuzes werden gemaakt vanuit een bestaande (koloniale) situatie. Voor latere generaties is dat moeilijk geheel te doorgronden en historici kunnen daarvan hoogstens zo goed mogelijk een beeld schetsen. Dat moet tot enige terughoudendheid leiden bij het beoordelen ervan.
Bij de oordeelsvorming over wat er zich in Nederlands-Indië afspeelde in de jaren 1945-1949 moeten zaken worden meegewogen als het gegeven dat Indonesische leiders, zoals Soekarno, hadden samengewerkt met de gehate Japanse bezetter (met de beladen term 'gecollaboreerd'). Verder leefden er gedachten over de taak die Nederland als kolonisator nog had te volbrengen bij het 'opvoeden' van de Indonesiërs, bij de vrees voor chaos, en ongetwijfeld ook zorg voor economische en persoonlijke belangen. De Nederlandse militairen moesten in eerste instantie de Engelse (en Japanse) troepen vervangen, om de (Indische) Nederlanders te beschermen.
Het Indonesische vraagstuk betrof primair het onafhankelijkheidsstreven, maar dat is niet het hele verhaal. De Nederlands-Indische samenleving, met diverse bevolkingsgroepen, was in zichzelf nogal complex. De positie van de aan Nederland loyale Zuid-Molukkers was daar exemplarisch voor. Naast de militaire worsteling waren er steeds momenten waarop werd getracht via overleg tot een oplossing te komen; een oplossing die werd gezocht in behoud van een band met Nederland van een zelfstandige federatieve staat Indonesië. Het ging deels om onafhankelijkheid, maar deels evenzeer om vorming van die federatie en om de verhouding tussen enerzijds Java en Sumatra en anderzijds de buitengewesten.
Het militair optreden ging niet alleen over het voorkomen (of beter terugdraaien) van eenzijdige onafhankelijkheid, maar tevens om het handhaven van overeengekomen bestanden. Het Indonesische gezag had met autonome strijdgroepen te maken, die compromissen afwezen. De term 'politionele actie' beschouwen velen nu als eufemisme voor koloniale oorlog, maar vanuit het toenmalige gezichtspunt is het gebruik ervan verklaarbaar. Dat er niet snel een duurzame overeenkomst kwam, lag aan verzet aan beide kanten. Aan Indonesische kant door tegenstand tegen de Uniegedachte en aan Nederlandse kant door strijd tussen hardliners en gematigde krachten. De besluitvorming in het kabinet over de twee politionele acties verliep zeer moeizaam; de kabinetten-Beel en -Drees waren sterk verdeeld. Daarnaast waren er militaire leiders die nog harder wilde optreden.
Dat alles betekent niet dat daarmee misdaden (excessen) vergoelijkt moeten worden. Het was feitelijk al lang bekend dat oorlogsmisdaden zijn begaan, die het maken van excuses rechtvaardigen en die ook historisch gezien dienen te worden veroordeeld. Dat geldt echter niet voor alle beslissingen die tijdens de 'worsteling' zijn genomen. Het is te simpel om achteraf te oordelen, zonder daarbij de context te betrekken waarin besluiten werden genomen. In die zin kan de historicus beter 'verklaren' dan louter '(ver)oordelen'.