Parlementaire ondervraging
De parlementaire ondervraging was tussen 2016 en 2023 een tijdelijk experimenteel instrument van de Tweede Kamer. Het was een tussenvorm tussen een parlementair onderzoek en een parlementaire enquête. Net als bij een parlementaire enquête waren getuigen bij een parlementaire ondervraging verplicht om te verschijnen en werden zij onder ede gehoord. Aan een parlementaire ondervraging hoefde echter geen uitgebreid dossieronderzoek vooraf te gaan, wat bij de enquête wel het geval is. Begin juli 2023 stemde de Tweede Kamer er mee in de parlementaire ondervraging een permanent instrument van de Kamer te maken onder de naam 'beknopte parlementaire enquete'.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De parlementaire ondervraging leek enigszins op een parlementair onderzoek, maar getuigen hadden wel een verschijningsplicht en konden onder ede worden verhoord. De parlementaire ondervraging bood de Kamer daarom de mogelijkheid om een snel onderzoek uit te voeren waarbij getuigen en deskundigen op dezelfde wijze konden worden verhoord als bij een parlementaire enquête.
Parlementaire ondervragingen werden volledig in woord en beeld vastgelegd en openbaar toegankelijk gemaakt. Op basis van de ondervraging werd een verkort verslag opgemaakt. Er werd geen rapport met conclusies en aanbevelingen gemaakt, zoals bij een parlementaire enquête wel het geval is. Daarom wordt ook wel naar de parlementaire ondervraging verwezen als een 'mini-enquête' of 'flitsenquête'.
De parlementaire ondervraging bevond zich tot 2023 in een testfase. De Wet op de parlementaire enquête werd in 2008 grondig gemoderniseerd. Het functioneren van deze vernieuwde wet is door de Tijdelijke Commissie Evaluatie Wet Parlementaire Enquête (Wpe 2008), onder leiding van Ronald van Raak, geanalyseerd. Deze commissie beval de Kamer aan om aan de hand van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging gedurende een periode van vijf jaar ervaring op te doen met de parlementaire ondervraging. Voor een wijziging van de wet achtte de commissie het nog te vroeg. De testfase ging in 2016 van start en werd verlengd tot 2023. Een werkgroep stelde voor het middel definitief in te voeren. De Tweede Kamer stemde daar in juli 2023 mee in.
Omdat de parlementaire ondervraging geen juridische grondslag kende, moest de commissie die een parlementaire ondervraging uitvoerde juridisch worden beschouwd als een enquêtecommissie, zoals gedefinieerd in de Wpe 2008. Daarom had de commissie parlementaire ondervraging in principe dezelfde bevoegdheden als de enquêtecommissie.
Van de commissie werd echter verwacht dat zij handelt in de geest van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging. Concreet betekende dit dat van de commissie werd verwacht dat zij geen gebruik maakt van de bevoegdheden om schriftelijke inlichten te vorderen, documenten te vorderen of plaatsen te betreden.
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer stelt dat voor het houden van een parlementaire enquête een meerderheidsbesluit van de Kamer nodig is, waarna een enquêtecommissie wordt ingesteld. Omdat de parlementaire ondervraging een verkorte versie van de parlementaire enquête is, geldt dit ook voor de ondervraging. Van de commissie werd echter verwacht dat zij geen groot voorbereidend literatuuronderzoek uitvoert, waardoor het de ondervraging als geheel sneller afgerond konworden.
Verder was de procedure van het de parlementaire ondervraging gelijk aan die van de parlementaire enquête. De commissie koos zelf een voorzitter en ondervoorzitter(s) en brengt na afronding van de ondervraging verslag uit aan de Tweede Kamer. Net zoals bij de parlementaire enquête waren alle Nederlanders, ingezetenen en in Nederland verblijvende personen verplicht om informatie te verstrekken of om onder ede te verschijnen als getuige of deskundige wanneer de commissie daar om vroeg. Als zij niet meewerkten, konden zij voor een periode van zes maanden worden gegijzeld.
Er is drie keer gebruik gemaakt van de parlementaire ondervraging. De eerste keer betrof het een Parlementaire ondervraging over fiscale constructies, die tot doel had het doorsluizen van kapitaal via in Nederland gevestigde brievenbusfirma's en het wegsluizen van particuliere vermogens naar buitenlandse doelvennootschappen te onderzoeken. Voorzitter van de commissie was Henk Nijboer (PvdA). Het verslag van de ondervraging - 'Papieren werkelijkheid' - werd op 7 juli 2017 gepubliceerd.
De tweede ondervragingscommissie ging op 2 juli 2019 van start. Deze ondervraging betreft de ongewenste beïnvloeding van maatschappelijk en religieuze organisaties, zoals moskeeën, vanuit het buitenland. Voorzitter was Michel Rog van het CDA.
In juni 2020 besloot de Tweede Kamer een derde parlementaire ondervraging te gaan houden, ditmaal naar de kinderopvangtoeslagenaffaire. Het rapport hierover verscheen op 17 december 2020.
Meer informatie