Onbevallig op nieuwe wegen
Het is nog maar ruim een jaar geleden dat vrijwel iedereen aangenaam verrast was over een zo duidelijke verkiezingsuitslag. Die liet – zo was de conclusie, ook van CDA en D66 – slechts één coalitie toe, die van VVD en PvdA. Iedereen was ook blij over de snelle formatie en over de ‘uitruil’ van issues in de coalitie. Was dat niet beter dan modderige compromissen? Nog geen jaar later waren juist dat de elementen van de formatie die de zwaarste kritiek kregen. Politici (en journalisten!) hebben soms een wonderlijke voorkeur voor een slecht geheugen.
Kleinigheidje: de coalitie had geen meerderheid in de Eerste Kamer. In de formatie is het effect daarvan wel onder ogen gezien maar een tikje onderschat. Vandaar de langzaam groeiende paniek in Eerste en Tweede Kamer over de vraag hoe het nu verder moest. Terecht voegde de premier daar onlangs aan toe, dat wij in Nederland rekening moeten houden met verschillende meerderheden in Tweede en Eerste Kamer en dat regering en parlement zich daaraan moeten aanpassen. (Zie ook column 22 maart 2013). Het kiesgedrag zal nog wel even zo wispelturig zijn als het sinds de jaren negentig vrijwel steeds is geweest.
Door de nood gedrongen moeten regering en parlement nieuwe wegen leren bewandelen om voor de noodzakelijke politieke beslissingen een politieke meerderheid te organiseren in Tweede en Eerste Kamer. Dat dit lichtelijk onbevallig gebeurt, is waar, maar er moet dan ook worden geëxperimenteerd met een werkwijze waarmee helemaal niemand vertrouwd is. Dit alles, onder druk van echte populisten in de Tweede Kamer en ‘salonpopulisten’(1) in de media, die het tot hun belangrijkste taak rekenen elke stap op die nieuwe weg bij voorbaat af te kraken.
Vooral die mediakritiek is nogal vreemd, omdat daar voortdurend gefulmineerd is tegen de dwingende kracht van regeerakkoorden en de ondermijning van de ‘dualistische’ verhouding tussen regering en vooral Tweede Kamer. Nu is er dat dualisme – de regering moet echt naar meerderheden zoeken – en nu is het weer niet goed. Nu wordt er ‘niet geregeerd’, zo luidt de kritiek. Wat nogal meevalt, als wordt beseft dat de arbeidsmarkt wordt aangepakt (WW, pensioen, ontslagrecht) en tevens de woningmarkt (huren en hypotheekrenteaftrek) en een flink deel van de langdurige zorg, alsmede reïntegratie in betaalde arbeid. Tevens moet het overheidstekort, ook onder slechte economische omstandigheden, onder beheersing worden gehouden en niet alleen omdat een Europese Commissaris dat wel prettig vindt. Het gebeurt niet heel ontspannen en charmant, maar het gebeurt wel.
Wat zichtbaar wordt, is dat de klassieke rolverdeling tussen coalitie en oppositie aan grondige herziening toe is. In de coalitie ontstaat langzaam ruimte voor eigen geluid, al mag daar nog wel wat meer van zichtbaar worden. Een verantwoordelijke oppositiepartij kan niet meer volstaan met kritiek leveren en de zwakten van het regeringsbeleid accentueren. Waar kan worden samengewerkt tussen regering en parlement als geheel, moet ook worden samengewerkt. Daarvoor moeten de goede methoden nog worden ontwikkeld en het zal dus nog wel even vallen en opstaan blijven.
Ooit is de weg gewezen door Hans van Mierlo, toen D66 in 1989 buiten het kabinet van CDA en PvdA was gehouden. Hij ging oppositie voeren, niet tegen maar ‘voor’ het regeringsbeleid. Het werd in de Kamer niet erg begrepen, maar onder de kiezers wel. In 1994 kreeg D66 liefst 24 zetels. Het CDA vervolgde die weg van constructieve oppositie na 1994. Het werd niet begrepen door de ‘paarse’ coalitie en tot 2002 ook niet erg door de kiezers. Er was nog te veel tevredenheid over ‘paars’, totdat het vanaf 2001 zelf verlamd raakte. Wat het CDA nu doet – één afwijzingsfront vormen met PVV en SP – is moeilijk te volgen; het past ook niet bij zijn geschiedenis.
Alexander Pechtold heeft de rol overgenomen van zijn erflater Van Mierlo, in minder ‘aristocratische’ stijl maar wel zo effectief. Wat voor het CDA nogal alarmerend moet zijn: niet voor het eerst wordt het voorbijgelopen door de kleine christelijke partijen, CU en SGP, die het nutteloze laten zien van het ‘christelijke chagrijn’ bij de christendemocraten. (Zie ook column van 3 mei.)
Langzaam maar zeker groeit de coalitie in kracht en effectiviteit. Het werd tijd.
(1) Pieter van Os, Wij begrijpen elkaar uitstekend. De parlementaire wurggreep van pers en politiek, Amsterdam: Prometheus-Bert Bakker, 2013, p. 253 – 278