Visie of ‘uitruil’

30 november 2012, column J.Th.J. van den Berg

Doordat het regeerakkoord op een belangrijk onderdeel – de inkomensafhankelijkheid van zorgpremies – tot veel onrust in de VVD heeft geleid, is er discussie ontstaan over de vraag, of een akkoord dat tot stand is gekomen door ‘uitruil’ van voorkeuren wel zo wenselijk is. Enerzijds kwam de vraag op of compromisteksten niet toch beter waren, ook al zijn deze vaak lichtelijk onontwarbaar. Anderzijds werd de vraag opgeworpen, of een regering wel vruchtbaar kan werken met ‘uitruil’ en of er niet eerder behoefte is aan een regering met visie.

Monika Sie, directeur van de Wiardi Beckman Stichting (PvdA), verwoordde in Trouw (De Verdieping, 17 november 2012) de opvatting dat een regering alleen maar stabiel kan opereren als er een gezamenlijke visie aan ten grondslag ligt. Anders wordt regeren na korte tijd een gevecht van belangen tegen elkaar, zonder dat er verbindend cement is om conflicten te beslechten.

Haar collega van de Teldersstichting (VVD), Patrick van Schie, koos voor de andere opvatting: een regering heeft alleen maar last van ‘visies’ en vooral, die schaden de eigen visies van politieke partijen die de coalitie ondersteunen. Partijen moeten visie hebben, niet de regering. Die moet zakelijk haar concrete doelen zien te bereiken. Een week later kreeg Van Schie steun van VVD’s fractievoorzitter Halbe Zijlstra in hetzelfde Trouw.

Ook vaste commentator Hans Goslinga (Trouw, 24 november) zag groter belang in partijvisies dan in visies van de regering. Terecht wees hij op kabinetten die de pretentie hadden een visie uit te dragen, maar die het gemeten naar resultaten vervolgens nogal lieten afweten. Hij gaf het voorbeeld van het kabinet-Cals, gevormd in 1965, dat dankzij zijn ambities anderhalf jaar later al op apegapen lag; voorts op het kabinet-Den Uyl dat weliswaar de vier jaar uitdiende, maar relatief weinig binnenhaalde. Kabinetten met visie struikelen in Nederland al gauw over hun eigen pretenties.

Uitruil daarentegen heeft in Nederland, historisch gesproken, betere kaarten. Het eerste kabinet-Kok was er in belangrijke mate op gebaseerd en niet alleen maakte het zijn vier jaar vol, maar er kwam ook redelijk veel uit zijn vingers.

Uitruil heeft een nog veel langer traditie, maar dan wel onder andere naam. In de jaren veertig en vijftig werd er veel uitgeruild door in een regeerakkoord maar zeer weinig op te nemen en veel over te laten aan het individuele oordeel van elk minister, wiens voorstellen marginaal door de ministerraad werden beoordeeld. De belangrijkste vragen waren die naar de kosten en naar de kans dat het beleid van de ene minister schadelijk zou uitwerken voor dat van de andere minister.

Het kwam er dan wel op aan voor de eigen politieke partij (en eigen visie) de goede portefeuilles uit te kiezen. Dit leidde ertoe dat de Partij van de Arbeid ten tijde van W. Drees de sociaaleconomische departementen beheerste (Financiën, Sociale Zaken en Volksgezondheid, Volkshuisvesting, Landbouw en Voedselvoorziening) en dat zij de bestuurs- en cultuurministeries overliet aan de christelijke partijen. Alleen Economische Zaken, toen veel belangrijker dan nu, was een twistappel. Zo kon men veel uitruilen, zelfs zonder afspraken vooraf. De coalitie bleef ook zonder uitbundig regeerakkoord bij elkaar.

Toch kan men van één kabinet spreken, nog wel een minderheidskabinet, dat met een duidelijke visie aan het werk is gegaan; in elk geval had zijn premier een uitgesproken visie. Ik doel op het kabinet-Cort van der Linden dat optrad tussen 1913 en 1918. Niet alleen leidde het Nederland veilig door de Eerste Wereldoorlog zonder te worden gedwongen tot deelname; een prestatie op zichzelf. Het werd ook beheerst door de visie dat de onvruchtbare tegenstellingen over de bekostiging van het onderwijs en over de vraag aan wie het kiesrecht toe kwam in ‘bevrediging’ moest worden beëindigd. Daarin slaagde het kabinet: de bijzondere school werd aan de openbare gelijkgesteld en vanaf 1918 gold het algemeen (mannen)kiesrecht.

Merkwaardig: de visie van Cort van der Linden bestond in het besef van ‘uitruil’ tussen links (liberaal en sociaaldemocratisch) en rechts (confessioneel) als de oplossing van twee grote vraagstukken. Mits goed aangepakt, kan een geordende ‘uitruil’ getuigen van visie. Zou dat een troost kunnen zijn voor Monika Sie die Patrick van Schie niet hindert?



Andere recente columns