Een opmerkelijk geluid
In november 1982 trad het eerste kabinet-Lubbers aan, een kabinet dat zich tot taak stelde de overheidsfinanciën op orde te brengen, de welvaartstaat te hervormen en het groeivermogen van de economie te versterken. De parallel met het recent gestarte kabinet-Rutte II dringt zich op. Het kabinet-Lubbers kondigde extra bezuinigingen aan, waardoor er in de kabinetsperiode jaarlijks 7 miljard gulden zou worden omgebogen. Er werden allerlei lastenverzwaringen voor de burgers aangekondigd en de uitkeringen en ambtenarensalarissen werden bevroren.
Het regeerakkoord van het kabinet-Lubbers kwam tot stand in beslotenheid, maar er waren meer Kamerleden bij betrokken dan bij de onlangs beëindigde formatie. Een werkgroep van zes CDA- en VVD-Kamerleden onder leiding van VVD'er Gijs van Aardenne legde het fundament voor de financieel-economische paragraaf van het regeerakkoord. Van die werkgroep maakte niet de econoom Bert de Vries deel uit. Hij was in november 1978 Tweede Kamerlid voor het CDA geworden. Omdat zijn fractiegenoot Gerrit Gerritse, die wel lid was geweest van de werkgroep-Van Aardenne, zijn vele commissariaten niet wilde opgeven, werd De Vries na de formatie vrij onverwacht tot fractievoorzitter gekozen. Hij volgde in die functie Lubbers op.
De Vries ontpopte zich als een gedegen hoeder van het omvangrijke regeerakkoord. Had het CDA in de periode 1977-1981 te maken gehad met een invloedrijke linkervleugel (veelal aangeduid als loyalisten), van dergelijke oppositie was spoedig geen sprake meer. CDA en VVD voerden eensgezind de door Lubbers, Van Aardenne en met name de ministers Onno Ruding (Financiën), Jan de Koning (Sociale Zaken) en Koos Rietkerk (Binnenlandse Zaken) geleide bezuinigingsoperatie uit.
Centraal stond het saneren van de overheidsfinanciën, waarvan de situatie inderdaad zeer zorgelijk was. Al in 1984 wist het kabinet de collectieve uitgaven voor het eerst sinds 1973 te laten dalen. Heel geleidelijk lukte het daarna het begrotingstekort (dat boven de vijf procent lag) terug te dringen. De economische problemen hadden inmiddels geleid tot een werkloosheid van 9,6 procent in 1983 en 1984. Ook daarbij zou er vanaf 1985 sprake zijn van een zekere daling. De harde aanpak van de crisis leidde uiteindelijk pas midden jaren negentig tot echt herstel. In het derde kabinet-Lubbers was daarvoor eerst nog een nieuwe ombuigingsoperatie ('de Tussenbalans') van minister van Financiën Wim Kok nodig. Tijdens het tweede kabinet-Lubbers (1986-1989) vond eerder een ingrijpende herziening van het stelsel van sociale zekerheid plaats en het derde kabinet-Lubbers moest maatregelen nemen om de groei van de uitgaven voor arbeidsongeschiktheid te beperken.
De huidige crisis heeft kenmerken die overeenkomen met de crisis van de jaren tachtig, zoals te hoge overheidsuitgaven en oplopende werkloosheid. Het kabinet-Rutte II staat voor het probleem dat enerzijds de overheidsuitgaven omlaag moeten, maar dat anderzijds stimulering wenselijk is. Opmerkelijk genoeg was het juist Bert de Vries die onlangs in NRC Handelsblad grote vraagtekens zette bij het door het nieuwe kabinet aangekondigde beleid1). De Vries relativeerde de problematiek van de staatsschuld en noemde het argument dat volgende generaties niet met torenhoge lasten moeten worden opgezadeld zelfs demagogische onzin. Herfinanciering van de staatsschuld is voor Nederland geen probleem en de rentelasten zijn in feite vrij beperkt; in ieder geval veel beperkter dan dertig jaar geleden.
Juist het bezuinigingsbeleid van Rutte II zorgt ervoor dat de werkloosheid oploopt en het welvaartsniveau daalt. De afnemende (binnenlandse) vraag, is bovendien nadelig voor onze EU-partners, die immers minder naar ons kunnen uitvoeren. Volgens De Vries worden de problemen in met name de zuidelijke EU-landen er alleen maar door vergroot. Hij wijst er ten slotte op dat langetermijnprognoses hoogst onzeker zijn en dat economen waar het gaat om het doen van voorspellingen geen goede reputatie hebben. De Vries, 'hoeder van de bezuinigingsoperatie in de jaren tachtig' pleit nu voor versoepeling van de Europese begrotingsregels. Daarmee zou worden gekozen voor een Keynesiaanse aanpak van de crisis in de sterkere EU-landen. Meer bedrijvigheid in die landen kan de economie in de zwakkere EU-landen aanzwengelen.
Of de analyse van De Vries in alle opzichten juist is, valt moeilijk te zeggen. Bij alle daadkracht van het nieuwe kabinet mogen kritische geluiden echter niet worden genegeerd. Want bestaat bij iedere crisis niet het gevaar dat we denken dat de oplossingen van de vorige crisis, ook nu weer bruikbaar zijn. Als iemand die zelf de aanpak van die eerdere crisis zo heeft vormgegeven zo'n kritisch geluid laat horen, moet dat serieus worden genomen.
-
1)"Zo zwaar bezuinigen is onzin", NRC Handelsblad, 13 en 14 november 2012