Vergeten grondwetsherziening
Ook dit jaar wordt een nieuwe Tweede Kamer gekozen, terwijl de in 2010 gekozen Kamer een voorstel tot grondwetsherziening niet heeft afgehandeld. In 2010 was aanneming in eerste lezing van het initiatiefvoorstel-Halsema over constitutionele toetsing (van rechtswege) inzet van de verkiezingen. Kiezers konden - in theorie - een uitspraak over dat voorstel doen. Femke Halsema diende zelfs haar voorstel in tweede lezing al vóór de verkiezingsdatum in. Niets weerhield de Kamer ervan om direct na de verkiezing tot afhandeling daarvan over te gaan. Er kwam in oktober 2010 echter wel een verslag van de Kamercommissie, maar daar bleef het bij. Halsema verliet in januari 2011 het parlement en er was geen fractiegenoot die de verdediging van haar overnam. Het voorstel bleef vervolgens onafgedaan.
Eerder, in 2005, zette parlement en regering na een advies van de Raad van State de afhandeling van drie voorstellen tot grondwetsherziening voort, hoewel de kiezers zich daarover al bij de verkiezingen van mei 2002 hadden uitgesproken. De aanneming in eerste lezing van de herzieningsvoorstellen was in 2002 nadrukkelijk reden geweest om die verkiezingen te houden. De in 2002 gekozen Tweede Kamer kwam echter niet aan afhandeling van de voorstellen toe, omdat het kabinet treuzelde met indiening ervan en snel viel. In januari 2003 vonden nieuwe verkiezingen plaats, zonder dat er nog een verband was met de aanhangige grondwetsherziening.
In 2004 betoogde de Raad van State dat de Grondwet niet nadrukkelijk verbiedt dat een andere Tweede Kamer dan die welke na grondwetsontbinding is gekozen, een voorstel in tweede lezing mag afronden. In mijn ogen was dat een dwaling, gelet op de wetstekst en een praktijk van 150 jaar. Ik verwijs hierbij naar de inbreng van Erik Jurgens in een door hem in december 2004 in de Eerste Kamer geagendeerd debat. Hij stelde terecht dat in het hoofdstuk 'verandering van de Grondwet', artikel 137 vierde lid wordt verwezen naar de nieuwe Tweede Kamer. 'Nieuwe' verwijst naar het derde lid van artikel 137, waarin ontbinding van de Tweede Kamer na bekendmaking van de overwegingswet (de wet in 'eerste lezing') wordt bevolen.
Zou iedere (later) gekozen Tweede Kamer zo'n voorstel mogen behandelen, dan zouden de woorden 'de nieuwe' in het derde lid van artikel 137 overbodig zijn. Alle wetsvoorstellen worden immers door de Tweede Kamer overwogen. Maar er staat 'de nieuwe Tweede Kamer', dat is dus de na ontbinding gekozen Tweede Kamer. Door die ontbinding en de daaruit voortvloeiende verkiezingen kunnen kiezers zich immers uitspreken over de voorgestelde grondwetsherziening.
Vanwege het samenvallen met reguliere verkiezingen, waarbij allerlei andere thema's (belastingen, zorg, veiligheid, werk etc.) de overhand hebben, is die uitspraak puur theoretisch, maar dat doet aan het principe niets af. De Raad van State gebruikte in 2005 zelfs als argument vóór de rechtmatigheid van het raadgevend referendum over de Europese Grondwet, dat kiezers zich toch ook over (herziening van) de Nederlandse Grondwet kunnen uitspreken.
Als kiezers na ontbinding vanwege grondwetsherziening zich feitelijk helemaal niet blijken te hebben uitgesproken over dat voorstel en afhandeling ook één, twee of drie verkiezingen later mag plaatsvinden, dan was het argument dat de Raad van State in 2005 gebruikte om het raadgevend referendum over de Europese Grondwet toe te staan volstrekt loos. Dat geldt temeer omdat niet aan de kiezers wordt gemeld dat van hen in september een hernieuwde uitspraak over het herzieningsvoorstel wordt verlangd (zoals dat ook in 2003 niet gebeurde). Overigens betekent het ook dat de indiener kan denken: na deze verkiezingen haalt mijn voorstel het vast niet, laat ik maar wachten tot na nieuwe verkiezingen.
Ik zou, gelet op de tekst van de Grondwet zeggen, dat het initiatiefvoorstel-Halsema (kamerstuk 32334) nu van rechtswege is vervallen. Anders dan de in 2010 gekozen Tweede Kamer zal de in september dit jaar te kiezen Kamer geen 'Grondwetgevende' vergadering zijn. Het voorstel-Halsema zal dus opnieuw in eerste lezing moeten worden behandeld en na eventuele aanneming zal een nieuwe Tweede Kamer, na ontbinding, de tweede lezing kunnen behandelen. Het beste kan dan gelijk deze herzieningsprocedure worden vervangen. De procedure van nu is zo schimmig en misleidend, dat niemand die nog serieus neemt. Ofwel schrappen we iedere vermeende invloed van de kiezer, ofwel zorgen we dat die kiezersinvloed betekenisvol is.