Onvruchtbare polarisatie
Nog niet zo lang geleden was het in de politiek en de politieke wetenschap normaal om een tweepartijenstelsel aan Nederland met zijn vele partijen ten voorbeeld te stellen. Had niet in zo’n tweepartijensysteem, zoals in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, een regelmatige wisseling van de wacht plaats, die goed was voor de legitimiteit ervan bij de bevolking? Zo kon immers nu eens ‘de ene helft’ van de bevolking aan zijn trekken komen en dan weer ‘de andere helft’.
Was het bovendien niet goed dat de beide grote partijen, om aan de macht te komen, zich dienden te verzekeren van de kiezers in het midden, zodat daarvan op beide partijen een matigende werking uitging? En ten slotte, was niet het voordeel van zulk systeem dat de kiezers echt iets te kiezen hadden en dat hun stem zo nodig daadwerkelijk tot verandering kon leiden?
Het waren deze argumenten die in de jaren zestig en zeventig werden gebruikt door progressieve partijen in Nederland om hun polarisatiekoers te rechtvaardigen, in de hoop dat daardoor een vorm van tweepartijensysteem zou groeien en ‘kiezers dus iets te kiezen zouden krijgen’. Vooral mannen als Ed van Thijn en Hans van Mierlo waren woordvoerders van deze koers. Beiden vreesden voor een bestel waarin de kiezers uit ongenoegen over gebrek aan reële keuze zouden uitwijken naar extreme partijen van links en rechts die de democratie onder zware druk zouden zetten. Zo zou algemeen aanvaard en doeltreffend bestuur onmogelijk worden. Van die tweedeling is overigens niets terecht gekomen.
Het paradoxale van de huidige situatie is dat beide stelsels, zowel die met twee partijen als ons Nederlandse 'multiparty system’, in een situatie terecht zijn gekomen waarin betrekkelijk extreme politieke bewegingen zich in snel tempo van het politieke toneel hebben meester gemaakt en zijn gaan bijdragen aan sterke polarisatie. Dat is dus niet alleen gebeurd, zoals Van Thijn ooit vreesde, in een stelsel als het onze maar ook in de meeste tweepartijenstelsels. Nog paradoxaler: de polarisatie in tweepartijenstelsels is her en der heftiger dan bij ons en leidt zelfs tot onvruchtbare politieke machtsverhoudingen.
Het sterkst is dit waar te nemen in de Verenigde Staten, waar Republikeinen en Democraten onverzoenlijk tegenover elkaar zijn komen te staan. Dat is niet pas sinds het optreden van president Barack Obama het geval; de verbetenheid was al tijdens de presidentschappen van Clinton en Bush jr. te zien. Het is allemaal waarschijnlijk begonnen in de jaren tachtig, in het tijdperk Reagan, toen de tegenstelling tussen beide partijen begon te ideologiseren. Dat had tot effect dat de eertijds conservatieve Democraten in het zuiden geleidelijk gingen plaatsmaken voor Republikeinen en progressieve noordelijke Republikeinen werden vervangen door Democraten.
Het traditionele ‘door elkaar leven’ van beide stromingen in noord en zuid werd geleidelijk een naast elkaar bestaan in toenemend wederzijds isolement. Het leidde tot groeiende verbetenheid in onderlinge tegenstellingen. Vooral de Republikeinse Partij werd het huis van radicaal rechtse en populistische groeperingen, die voorheen in deze betrekkelijke elitepartij geen overwegende stem hadden gehad. Populistische bewegingen organiseerden zich in de VS niet als aparte partijen maar penetreerden met succes in het systeem als zodanig. Wat heeft geleid tot hevige tegenstellingen, maar in de gegeven constitutionele context ook tot onvruchtbare en verlammende polarisatie.
In ons veel-partijensysteem is het populisme van links en rechts evenzeer sterk gegroeid en is het gematigde centrum dienovereenkomstig verkleind, maar het heeft zich in aparte politieke partijen georganiseerd en is daardoor (nog) niet in staat gebleken het bestel als zodanig naar zijn hand te zetten. Natuurlijk laten ook middenpartijen, al is het maar uit angst voor de kiezer, zich beïnvloeden door de eisen en standpunten van populisten en radicalen van links en rechts, maar tegelijkertijd vormen zij een redelijk effectieve rem op de heftige en onvruchtbare polarisatie, zoals die in de Verenigde Staten maar ook in andere tweepartijenstelsels te zien is.
Het in de jaren zestig en zeventig zo heftig bekritiseerde Nederlandse stelsel is niet alleen een stuk taaier gebleken dan destijds aangenomen, het is uit democratisch oogpunt ook veiliger gebleken dan destijds verondersteld, op zijn minst tot nu toe.
Over parlementair optreden boven polarisatie uit, meer in mijn column over twee weken.