Kabinetsformatie 1971
Hoewel de verkiezingsuitslag van 1971 anders deed vermoeden (het zeteltal van de coalitie liep terug van 86 naar 74 zetels), stevende de kabinetsformatie van dat jaar direct af op de voortzetting van de zittende coalitie van KVP, VVD, ARP en CHU. Wel was DS'70 nodig was om aan een parlementaire meerderheid te komen. Deze formatie werd gekenmerkt door verschillende nieuwigheden, waaronder een (mislukte) poging over een voordracht van de formateur door de Tweede Kamer en een grotere openbaarheid in het formatieproces.
Informateur Piet Steenkamp wist in ongeveer een maand tijd een regeerakkoord op te stellen waar vijf partijen zich aan bonden. Hoewel onderlinge spanningen, die later funest zouden worden voor het kabinet, nu al de kop op staken, verliep de formatie redelijk gladjes. Na de informatie van Steenkamp was het aan ARP-voorman Biesheuvel om de kabinetsformatie af te ronden. Hij trad zelf aan als nieuwe premier.
Contentssopgave van deze pagina:
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
28 april 1971 |
||||
15 mei 1971 |
Benoeming informateur |
20 juni 1971 |
37 |
|
juni 1971 |
||||
21 juni 1971 |
Benoeming formateur |
5 juli 1971 |
15 |
|
6 juli 1971 |
Beëdiging nieuwe bewindslieden |
|||
Totale duur formatie |
52 |
Verkiezingsuitslag
Grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen van 1971 was DS'70 van Drees jr. Deze nieuwkomer behaalde acht zetels. Van groot belang was verder dat, door het verlies van KVP (zeven zetels), CHU (twee zetels), ARP (twee zetels) en VVD (één zetel), de zittende coalitie haar parlementaire meerderheid verloor. De coalitie bleef namelijk steken op 74 zetels.
De drie linkse partijen (PvdA, D'66 en PPR) aangegeven niet te willen onderhandelen met andere partijen. Dat hadden zij al voor de verkiezingen besloten. Nadat Den Uyl was afgewezen als formateur vonden zij dat er maar een centrumrechts kabinet moest komen.
Noviteiten
De formatie van 1971 kent drie belangrijke noviteiten. Voor het eerst werden alle aan de Koningin uitgebrachte adviezen gepubliceerd, een gewoonte die nadien regel is geworden. Ook informeerde de informateur regelmatig de buitenwacht over zijn vorderingen. Op beslissende momenten is overigens niet altijd sprake geweest van grote openbaarheid. De laatste nieuwigheid betrof de poging van de Tweede Kamer om een formateur voor te dragen, maar dit probeersel mislukte.
Informatie-Steenkamp en inmenging Tweede Kamer
De vijf partners werden het kort na de verkiezingen al eens over de informateur, KVP'er Piet Steenkamp. Zijn benoeming vond echter pas plaats na een Kamerdebat. In maart 1971 was namelijk de motie-Kolfschoten aangenomen, waarin werd vastgelegd dat de Kamer na de verkiezingen zou onderzoeken of 'een meerderheidsoordeel kon worden uitgesproken omtrent een door het staatshoofd te benoemen kabinetsformateur, die in beginsel de leiding van het door hem te formeren kabinet op zich zal nemen'. De Tweede Kamer hield dit debat op 12 mei 1971. Daarin droeg D'66-leider Van Mierlo PvdA-leider Den Uyl voor als formateur van een progressief minderheidskabinet. De vijf latere coalitiepartijen steunden dit voorstel echter niet, waarna de koningin Steenkamp tot informateur benoemde.
Coalitie met DS'70
Direct na de verkiezingen van 1971 werd duidelijk dat de drie confessionele partijen met de VVD en nieuwkomer DS'70 in zee zouden moeten gaan. Sterker nog: al in oktober 1970 - nog tijdens het kabinet-De Jong - bespraken de fractievoorzitters van de vier coalitiepartijen tijdens een parlementair werkbezoek aan Londen (de 'reis naar Londen') de voortzetting van hun samenwerking. Hun plan werd alleen gedwarsboomd door de verkiezingsuitslag: de coalitiepartners verloren hun meerderheid in de Tweede Kamer. Deelname van DS'70 aan het kabinet moest alsnog voor een meerderheid zorgen. Het was de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog dat een nieuwe politieke partij direct na haar entree in het parlement bij de onderhandelingen over een nieuw kabinet werd betrokken.
Programma en kabinetsploeg
Steenkamp sloot kort daarna definitief de deur voor samenwerking tussen de confessionelen en de PvdA, waardoor de weg vrij werd gemaakt voor de gewenste vijfpartijencoalitie. Steenkamp liet de vijf onderhandelaars zelf de leiding van de formatie nemen. Daarnaast benoemde de informateur twee commissies, die ieder over een heet hangijzer moesten adviseren. De commissie-Nelissen ging over financiën en de commissie-Geurtsen hield zich bezig met de abortuskwestie.
Ondertussen had de sfeer tussen de onderhandelaars te lijden onder de wil van verschillende partijen om (niet) te bezuinigen. Vooral DS'70-onderhandelaar Drees jr. hamerde continu op het belang van een sluitende begroting. Andere heikele kwesties waren ontwikkelingshulp en defensie. Na bijna een maand (van 25 mei tot en met 20 juni) lukte het de partijen om een akkoord te bereiken. Zelfs de verhouding van het aantal ministers leverde geen problemen meer op. ARP-leider Biesheuvel werd formateur - en later premier - en de KVP kreeg de meeste ministers (6). Uiteindelijk is de verhouding 6-3-3-2-2.
Formatie-Biesheuvel
In tegenstelling tot 1967 rondde Biesheuvel de formatie van 1971 wel succesvol af. Als nieuwkomers traden onder meer toe de KVP'er Van Agt, die aanvankelijk genoemd werd voor CRM maar op Justitie kwam, en de VVD'er Langman op Economische Zaken. Deze hoogleraar had bij de verkiezingen op Biesheuvel gestemd en werd pas bij zijn benoeming VVD-lid. DS'70-voorman Drees jr. moest genoegen nemen met Verkeer in plaats van het door hem gewenste Volkshuisvesting. De andere DS'70-minister, De Brauw, kreeg Wetenschapsbeleid en Wetenschappelijk Onderwijs onder zijn hoede.
Het grootste probleem was het vinden van een plek voor een vrouwelijke bewindspersoon. Met veel moeite werd uiteindelijk een staatssecretariaat voor Fia van Veenendaal (DS'70) op Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk vrijgemaakt.
Het regeerakkoord van 1971 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, CHU, ARP en VVD, en vormde de basis voor het kabinet-Biesheuvel I. Centraal stond een halt toeroepen aan de stijging van lonen de de inflatie.
De informateurs
Katholieke hoogleraar en 'geestelijke vader' van het CDA. Leidde met groot enthousiasme en vasthoudendheid de federatie van KVP, ARP en CHU en het fusieproces van die drie partijen, dat in 1980 uitmondde in het CDA. Was aanvankelijk ondernemer in de conservenindustrie en daarna hoogleraar sociaal recht in Eindhoven. Leidde ook een pastoraal concilie over vernieuwing van de Nederlandse katholieke kerk. Stond enige jaren bekend als 'Rooie Piet', maar was wel de architect van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel. Politieke peetvader van Dries van Agt. Als Eerste Kamervoorzitter leidde hij de vergaderingen met kenmerkende roomse blijmoedigheid. Na zijn afscheid als Kamervoorzitter nog acht jaar 'gewoon' senator. Samenbindende figuur die overeenkomstig de leer van Thomas van Aquino inzet voor de publieke zaak als opdracht zag.
De formateur
Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
De fractievoorzitters bij de onderhandelingen
Vriendelijke KVP-voorman, met een jongensachtige uitstraling, die minister van Onderwijs was in het kabinet-De Jong. In 1971 lijsttrekker van zijn partij. Was als criminoloog topambtenaar van het gevangeniswezen en in Nijmegen buitengewoon hoogleraar. Tijdens zijn ministerschap vond onder meer in 1969 de bezetting van het Maagdenhuis (UvA) plaats, die een uiting was van onvrede over de weinig democratische structuur van de universitaire wereld. Kwam aan de wens tot modernisering tegemoet via de Wet Universitaire Bestuurshervorming. Werd in 1971 lijsttrekker van de KVP, omdat hij een progressiever imago had dan De Jong. Moest echter al eind 1971 de politiek verlaten vanwege zijn gezondheid. Werd toen staatsraad. In 1977 (in)formateur tijdens de mislukte formatie van een tweede kabinet-Den Uyl.
VVD-politicus uit een familie met een grote bestuurstraditie. Was actief in het gemeentebestuur en als ambtenaar van Binnenlandse Zaken. Kwam in 1959 als Tweede Kamerlid in de landspolitiek en combineerde later het fractievoorzitterschap met het ambt van burgemeester van Wassenaar. Minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier in de kabinetten-Biesheuvel. Werd in 1973 Commissaris van de Koningin in Gelderland en woonde in het kasteeltje Middachten. Nadien op hoge leeftijd nog Eerste Kamerlid. Stond in de VVD wat links van het midden, vooral door zijn pleidooien voor samenwerking met de PvdA en voor gelijke rechten van homoseksuelen. In driedelig kostuum geklede nonconformist. Was vanwege zijn (geaffecteerde) tongval voor velen het prototype van de liberale burgerheer. Beschikte over een enorme werkkracht.
Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
Bevlogen christendemocratisch politicus. Was afkomstig uit een hervormd-gereformeerd milieu uit de Alblasserwaard en behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de ARP. Als voorman van de bouwondernemers woordvoerder volkshuisvesting en daarnaast woordvoerder PTT-zaken. Werd in 1971 na de vorming van het kabinet-Biesheuvel fractievoorzitter, maar schoof op naar links en bevorderde de komst van het kabinet-Den Uyl. Stond aarzelend tegenover de vorming van het CDA, omdat hij vreesde dat de (progressieve) evangelische grondslag niet verzekerd was. Behoorde als fractieleider ten tijde van het eerste kabinet-Van Agt tot de loyalisten. Trad af als Kamerlid vanwege onthullingen over zijn oorlogsverleden. Werd later grotendeels gerehabiliteerd toen erkend werd dat zijn versie van dat verleden juist was geweest.
CHU-politicus en econoom, die in 1967 minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd in het kabinet-De Jong. Was op dat moment directeur van de Centrale Kamer voor Handelsbevordering en lid van de Rijnmondraad. Wist de begrotingsnorm van 1 procent ontwikkelingshulp vast te leggen door met aftreden te dreigen. Voerde in 1971 als lijsttrekker van de CHU een weinig succesvolle verkiezingscampagne waarin 'law and order' centraal stonden. Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Biesheuvel I en II. Voerde de huurharmonisatie in waarover de linkse oppositie hem fel aanviel. Was na het aftreden van Drees jr. een klein jaar tevens minister van Verkeer en Waterstaat. Speelde na zijn ministerschap een belangrijke rol bij de ondergang van het OGEM-concern. Praatgrage man, niet vrij van pedanterie. Had een wat theatrale wijze van spreken.
Voorman van DS'70 en Rekenkamerlid. Maakte carrière als ambtenaar op Financiën en hoogleraar openbare financiën. Stapte in 1971 de politiek in als aanvoerder van DS'70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Bekend als 'de jonge Drees' en als 'zoon van' verwierf hij een zekere populariteit. Zijn partij kwam de Kamer binnen met acht zetels en werd regeringspartij in het kabinet-Biesheuvel. Drees zelf werd minister van Verkeer en Waterstaat. Zette zich in voor bevordering van het openbaar vervoer. Was feitelijk meer ambtenaar en hoogleraar dan politicus. Beschikte over 'droge' humor, vriendelijk en overtuigd van eigen gelijk (wat hij overigens soms ook had). Vanaf 1973 fractieleider in de Tweede Kamer, die met veel interne verdeeldheid te maken kreeg. Besloot zijn bestuurlijke loopbaan als lid van de Algemene Rekenkamer, een functie waarvoor hij geknipt was.
Andere betrokkenen
Intelligente KVP'er uit Zeeuws-Vlaanderen, die al jong door zijn gemakkelijke omgang met mensen bekwaam leiding gaf aan de organisatie van katholieke middenstanders. Zoon van een polderopzichter, tevens enige tijd waarnemend burgemeester. Kleine, hardwerkende en sobere man, die in de Tweede Kamerfractie snel een belangrijke positie kreeg. Begin 1970 werd hij tussentijds minister van Economische Zaken in kabinet-De Jong als opvolger van De Block. Was in het kabinet-Biesheuvel minister van Financiën en viceminister-president. Speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de kabinetscrisis in 1972 door vast te houden aan zijn bezuinigingsdoelen. Stond bekend vanwege een soms wat opvliegend karakter. Na zijn politieke loopbaan topman van de AMRO-bank, die hij in 1990 met ABN liet fuseren.
Aimabele Rotterdamse advocaat; sluw jurist, veelzijdige volksvertegenwoordiger, met ongekende werkkracht. Was woordvoeder justitie en middenstand van de VVD-Tweede Kamerfractie. Dwong in 1972 alom respect af toen hij als voorzitter van de Kamercommissie Justitie met veel empathie leiding gaf aan de uiterst emotionele hoorzitting over de voorgenomen vrijlating van de Drie van Breda. Bracht met de KVP'er Van Schaik een wet tot stand over legalisering van casino's en diende met zijn fractiegenote Veder-Smit initiatiefvoorstel in over abortus. Dat voorstel, later gecombineerd met een voorstel van de PvdA'ers Lamberts en Roethof, strandde in de Senaat. Werd in 1979 Europarlementariër en had daardoor twee jaar een dubbelmandaat. Nadien de eerste voorzitter van het Commissariaat voor de Media.
De vaste adviseurs van de Koningin
Integere en energieke bestuurder en Eerste Kamervoorzitter van hervormden huize, die zich als senator vooral bezighield met het buitenlands beleid. Stond daarbij vaak tegenover minister Luns, met name bij het Nieuw-Guineabeleid. Kende 'de Oost' uit een vooroorlogse periode als zendingsconsul. Was in de oorlog geïnterneerd in een Jappenkamp. Zette zich als burgemeester van Wageningen in voor versterking van de positie van de Landbouwhogeschool. Rechtlijnig denkend man die met een zware basstem enigszins bars zijn mening nooit onder stoelen of banken stak. Hij had opvallend weinig gevoel voor decorum en was afkerig van frivoliteiten.
F.J.F.M. (Frans-Joseph) van Thiel
Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
Meer over