Lijstencombinatie

Tot 2017 konden partijen die deelnamen aan Tweede Kamerverkiezingen en die in alle kieskringen een lijst hadden ingediend, als lijstencombinatie (lijstverbinding) meedoen. Een voorwaarde daarbij was dat ze dat in alle kieskringen deden. In het verleden waren de lijsten van SGP en ChristenUnie vaak verbonden, maar ook zijn er recent bijvoorbeeld ook lijstverbindingen geweest tussen PvdA, SP en GroenLinks.

Door het aangaan van een lijstverbinding profiteerden de verbonden partijen samen van het voordeel dat grotere partijen hadden bij de verdeling van restzetels. De verdeling van restzetels binnen de lijsten van de combinatie (volgens de methode van de grootste overschotten) werkte in het voordeel van kleinere partijen in de lijstverbinding.

De Eerste Kamer nam in juni 2017 een wetsvoorstel aan over het afschaffen van de mogelijkheid voor politieke groeperingen om lijstverbindingen aan te gaan bij verkiezingen.

Contentssopgave van deze pagina:


1.

Wat was een lijstencombinatie?

Er was sprake van een lijstencombinatie, ook wel lijstverbinding genoemd, wanneer twee of meer politieke partijen een gemeenschappelijke verklaring inleverden bij het centraal stembureau waarin stond dat ze hun lijsten met elkaar verbonden.

Een lijstverbinding voor de Tweede Kamerverkiezingen moest aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • de aanduiding (dat wil zeggen: de naam) van de betreffende politieke groeperingen moest voor de betreffende Tweede Kamerverkiezing zijn geregistreerd;
  • de partijen die de lijstverbinding aangingen, moesten in alle kieskringen een lijst hebben ingediend;
  • in alle kieskringen moest sprake zijn van een lijstencombinatie tussen de betreffende partijen.

2.

Voor- en nadelen van lijstencombinaties

Een lijstencombinatie profiteerde bij de restzetelverdeling tussen de lijsten(combinaties) van het feit dat de restzetelverdeling volgens de methode van de grootste gemiddelden in het voordeel werkt van grotere partijen. Door het aangaan van een lijstverbinding werd als het ware tijdelijk (voor de berekening van de restzetels) een grotere partij gecreëerd. De lijstencombinatie als geheel kon er qua zetels nooit op achteruit gaan vergeleken met de situatie dat er geen combinatie zou zijn.

De restzetelverdeling binnen een lijstencombinatie, volgens de methode van de grootste overschotten, werkte in het voordeel van de kleinere partij(en) binnen de combinatie. Voor de grote partij was er zelfs een kleine kans dat er een zetel verloren ging vergeleken met de situatie dat er geen combinatie zou zijn. De kans dat de grotere partij ook profiteerde was overigens groter dan de kans dat de grotere partij slechter af was door de lijstverbinding.

Een nadeel van een lijstencombinatie kon zijn, dat kiezers het niet op prijs stelden dat een stem op de ene partij ook uitpakte ten gunste van een andere partij waarop de kiezer niet ha gestemd.

3.

Historie

De mogelijkheid tot lijstverbinding binnen een zelfde kieskring bestond sinds 1973 bij de Tweede Kamerverkiezingen en de Statenverkiezingen. Het wetsvoorstel om dat te regelen, werd in 1970 door minister Beernink ingediend en na verdediging door minister Geertsema door De Gaay Fortman in het Staatsblad gebracht.

Door de lijstverbinding konden verwante partijen voorkomen dat restzetels naar een andere partij gingen. Dat paste in het streven naar partijpolitieke concentratie, zoals de samenwerking van PvdA, PPR en D'66 en van KVP, ARP en CHU. Kiezers konden niet langer alleen de partij steunen waarop ze stemden, maar ook het politieke blok waartoe die partij behoorde.

Zo deden bij de verkiezingen van 1986 combinaties mee van SGP, RPF en GPV, en van PPR, PSP en CPN. In de laatstgenoemde lijstverbinding haalde de CPN niet zelfstandig de kiesdeler en werd daarom voor de zetelverdeling buiten de lijstencombinatie geplaatst. De CPN haalde in 1986 dan ook geen Tweede Kamerzetel. Ook de lijsten van SGP en ChristenUnie waren vaak verbonden, dat was ook in 2010, 2012 en 2017 het geval. In 2012 was er een lijstverbinding tussen PvdA, SP en GroenLinks en in 2017 tussen de PvdA en GroenLinks.

In 2017 kwam een wet tot stand waardoor de mogelijkheid tot het aangaan van een lijstencombinatie bij verkiezingen werd afgeschaft. De regering had dit voorstel ingediend, omdat het in de jaren zeventig beoogde doel van verdere samenwerking of het mogelijk samengaan van partijen niet (meer) actueel was. Dat partijen die geen lijstencombinatie vormden minder zetels kregen dan partijen met minder stemmen die wel een lijstencombinatie waren aangegaan, werd ook ongewenst gevonden. Dat had zich overigens slechts alleen in 1977 voorgedaan, toen de PPR met minder stemmen een zetel meer haalde dan de CPN.

Daarnaast wees de regering op de ondoorzichtigheid van de lijstencombinaties, omdat het grote voordeel hiervan voortkwam uit de restzetelverdeling, die veel mensen niet goed begrijpen.


Meer over