Kabinetscrisis 2002: LPF-crisis
Op woensdag 16 oktober 2002 kwam het kabinet-Balkenende I ten val. Na wekenlange geruzie tussen de LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek hadden de overige ministers, inclusief de LPF-collega's, aangedrongen op hun vertrek.
Hoewel Bomhoff en Heinsbroek woensdagochtend de premier hun ontslag hadden aangeboden, zegden de fractievoorzitters van VVD en CDA, Zalm en Verhagen, op 16 oktober toch het vertrouwen in het kabinet op, omdat zijn geen vertrouwen zeiden te hebben in de stabiliteit van de LPF.
Contentssopgave van deze pagina:
Nadat Pim Fortuyn op 6 mei 2002 in Hilversum was vermoord, trad spoedig diens voormalige woordvoerder Mat Herben naar voren als nieuwe voorman van de LPF. De na de verkiezingen van 15 mei uit zesentwintig leden bestaande fractie koos hem tot voorzitter. Herben voerde ook de onderhandelingen tijdens de kabinetsformatie, die op 22 juli uitmondde in vorming van het (eerste) kabinet-Balkenende van CDA, LPF en VVD.
Spoedig kwam er vanuit de gelederen van de LPF, in het bijzonder van regiovoorzitters, kritiek op het onderhandelingsresultaat. Herben werd ook bekritiseerd als debater. Hij stapte daarom in augustus op als fractievoorzitter. Tot zijn opvolger koos de LPF-fractie Harry Wijnschenk, terwijl Ferry Hoogendijk financieel woordvoerder werd.
Wijnschenk wilde dat de LPF zich scherper zou profileren op het gedachtegoed van Fortuyn. Hij zag bovendien minister Herman Heinsbroek als een betere 'aanvoerder' van de LPF-ministers dan vicepremier Bomhoff. De flamboyante Heinsbroek liet zich weinig gelegen liggen aan de Haagse 'mores', lanceerde op eigen gezag plannen en drukte zich soms weinig omfloerst uit.
Tijdens de algemene beschouwingen in oktober maakte Wijnschenk evenwel een blunder door zowel te pleiten voor teruggave van het 'Kwartje van Kok' (een accijnsverhoging uit 1991) als voor behoud van de spaargeldregeling voor werknemers. Daardoor ontstond er een gat in de financiering voor die voorstellen.
Na het debat werd een geheime evaluatie gepubliceerd, die was opgesteld door een medewerker van LPF-Kamerlid Winny de Jong. Wijnschenk ontsloeg de medewerker van De Jong. Zij had al een slechte verhouding met Ferry Hoogendijk, maar drong nu ook aan op het vertrek van Wijnschenk. Uiteindelijk koos alleen Cor Eberhard haar zijde en beiden werden uit de LPF-fractie gezet.
Het door Wijnschenk naar voren schuiven van Heinsbroek werd door Bomhoff uiteraard als bedreiging van zijn positie gezien. Beide ministers hadden bovendien weinig waardering voor elkaar en raakten steeds meer op voet van 'oorlog'. Heinsbroek steunde het verwijderen van De Jong en Eberhard, Bomhoff was daar tegen. Interim-voorzitter Ed Maas van de LPF koos juist de zijde van Bomhoff en keerde zich tegen Wijnschenk en Heinsbroek.
De druk op de LPF nam toe. Zowel VVD-fractievoorzitter Zalm, vicefractievoorzitter De Grave als premier Balkenende lieten weten dat het afgelopen moest zijn met de ruzies, omdat anders de samenwerking zou worden opgezegd. Vanuit de LPF-regiobesturen werd inmiddels aangedrongen op het vertrek van Wijnschenk.
Op 3 oktober stelde GroenLinks-fractievoorzitter Paul Rosenmöller schriftelijke vragen aan premier Balkenende over de onrust, maar de minister-president en zijn ministers ontkenden dat er problemen waren en stuurden een ansichtkaart terug vanuit de Trêveszaal, waarin zij Rosenmöller 'in gezamenlijkheid en eenheid vanuit de ministerraad' groetten.
Het overlijden van Prins Claus op zondag 6 oktober leidde ertoe dat de politiek min-of-meer kwam stil te vallen. De Kamer schortte hun vergaderingen op en ook de ministerraad kwam niet bijeen.
Op 14 oktober liep een overleg in de LPF-top over de onderlinge problemen op niets uit. Heinsbroek noch Bomhoff wilde opstappen. Gesprekken met hen door de Rotterdamse hoogleraar bestuurskunde Rinus van Schendelen, die door minister De Boer als 'informateur' was gevraagd, leverden evenmin iets op. Aan het einde van de middag van 15 oktober kwamen de LPF-bewindslieden opnieuw bijeen op het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dat was na afloop van de bijzetting in de koninklijke grafkelder van de kist met het stoffelijk overschot van prins Claus.
In het beraad vroegen de zes aanwezige LPF-bewindslieden onder aanvoering van minister Roelof de Boer de ministers Heinsbroek en Bomhoff om op te stappen. Alleen daarmee kon een kabinetscrisis worden voorkomen, want anders zouden de overige LPF-bewindslieden vertrekken.
Later die avond deelde De Boer dit in de ministerraad mee. De raad kwam bijeen om over de voorgenomen uitbreiding van de EU te praten, maar aan de orde kwam alleen de dreigende crisis. Premier Balkenende stelde zich achter dat verzoek aan Heinsbroek en Bomhoff. Zij moesten de volgende ochtend vóór negen uur hun besluit meedelen. Besloten werd de volgende dag verder te vergaderen.
Inmiddels waren Verhagen en Zalm al tot de conclusie gekomen dat de LPF een te onbetrouwbare partner was. Het feit dat Mat Herben, die als stabiele figuur werd beschouwd, de fractieleiding inmiddels weer had overgenomen van Harry Wijnschenk, deed daaraan niets af. Het opzeggen van het vertrouwen in het kabinet was voor Bomhoff en daarna Heinsbroek reden om alsnog hun ontslag aan te bieden, maar de deadline van 9.00 uur was toen al verstreken.
Toen bij aanvang van de ministerraadsvergadering op 16 oktober bleek dat CDA en VVD - ondanks het vertrek van Bomhoff en Heinsbroek - het vertrouwen in de LPF als regeringspartner hadden opgezegd, konden de ministers niets anders doen dan concluderen dat de basis aan het kabinet was ontvallen. Die middag kondigde minister-president Balkenende aan dat hij de koningin het ontslag van zijn kabinet zou aanbieden. Dat deed de premier die avond per telefoon, omdat hij het op de dag na de uitvaart van prins Claus niet gepast vond om bij de Koningin langs te gaan.
De koningin nam een paar dagen rouwtijd in acht, maar begon toch al op maandag 21 oktober met haar consultaties. Zij ontving de voorzitters van de beide Kamers, de vicepresident van de Raad van State en minister-president Balkenende. De LPF trachtte de koningin nog per brief te bewegen tot een lijmpoging, desnoods in ruil voor een ministerspost ten gunste van de VVD. Maar VVD en CDA hadden duidelijk genoeg van de LPF: zij wezen het voorstel af.
De Tweede Kamer werd ontbonden en voor 22 januari 2003 werden nieuwe Tweede Kamerverkiezingen uitgeschreven. Het kabinet bleef demissionair aan. De posten van de afgetreden LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek werden overgenomen door respectievelijk de ministers Hoogervorst en De Geus. LPF-minister De Boer werd tweede vicepremier.
Meer over