Cijfers kabinet-Rutte III (2017-2022)

Het kabinet-Rutte III i kende aanvankelijk een economische hoogconjunctuur die ze meenam uit de laatste jaren van het kabinet-Rutte II i. De eerste jaren kenmerkten de Rijksfinanciën zich door begrotingsoverschotten en een afnemende staatsschuld. Daarna gooide de coronacrisis voor de schatkist roet in het eten – voornamelijk in 2020. In de daaropvolgende jaren trok de economie echter weer vrij snel aan.

Vanwege de lange formatie van het kabinet-Rutte IV i was dit kabinet erg lang demissionair. Hierdoor is het jaar 2022, met de oorlog in Oekraïne en de daarbij behorende inflatietoename, nog meegenomen in dit stuk. Dit vertekent de cijfers ietwat, hoewel er ook door andere ingrepen een economische laagconjunctuur werd ingezet.

De grote pakketten met staatssteun dreven in de jaren na de pandemie de inflatie flink op, wat te zien is met een CPI-jaarmutatie van 10% in 2022. Het EMU-saldo was lichtelijk positief tot en met 2019, maar daarna kromp het overheidssaldo doordat er in 2020 en 2021 meer werd uitgegeven dan er binnenkwam: respectievelijk 3,7% en 2,6% van het BBP. De negatieve effecten hiervan werden evenwel beperkt door de hoge inflatie.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Algemeen beeld

Aan het eind van de vorige kabinetsperiode groeide de Nederlandse economie fors. Dit werd doorgezet in de eerste jaren van het kabinet-Rutte III. Huishoudens begonnen flink meer uit te geven doordat ze meer te besteden hadden. Dit kwam de economie in de breedte ten goede. In 2019 nam de stijgende lijn iets af, maar ook dat jaar was over het algemeen positief voor de koopkracht van de gemiddelde huishoudens. Door verschillende oorzaken kantelde dit economisch positieve narratief echter snel.

Zoals in de tabellen te zien is steeg de inflatie stevig in 2022, met name door de stijgende olie- en gasprijzen als effect op de sancties tegen Rusland, maar ook door de verlate effecten van de grote EU-steunpakketten tijdens de coronacrisis. Om een economische ineenstorting te voorkomen waren de rentes voor banken een tijd lang zelfs negatief wanneer ze leenden bij de ECB.

Toch kende deze kabinetsperiode – en dan zeker gedurende de ‘missionaire’ periode – voornamelijk positievere ontwikkelingen op economisch gebied. Deze zijn vooral te vinden op het gebied van de arbeidsmarkt, waar historische krapte begon te ontstaan. Hierdoor nam het aantal werklozen af en hoefde er minder WW-uitkeringen te worden verstrekt, terwijl er met meer werkenden inherent meer belasting kan worden binnengehaald.

2.

Overheidsfinanciën

In de voorjaarsnota van 2021 blijkt dat de overheidsuitgaven in 2020 en 2021 snel opliepen vanwege corona en alle aanhangige effecten (minder belastinginkomsten, meer uitgaven aan bijvoorbeeld zorg en sociale zekerheid). De werkloosheid steeg relatief weinig door corona, gedeeltelijk door de vele steunpakketten. In de voorjaarsnota van 2022 werden reguliere uitgaven onderscheiden van de uitgaven aan nood- en steunmaatregelen, op verzoek van de Raad van State i. Tijdens Prinsjesdag werd duidelijk dat in 2022 de gemiddelde koopkracht was afgenomen met 6,8%.

De staat kwam in met 2022 een aantal koopkrachtmaatregelen, zoals het verlagen van accijnzen op benzine en de btw op energie (van 21% naar 9%). Ondanks al deze maatregelen steeg de overheidsschuld als percentage van het bbp alleen in 2020. Dit was echter voornamelijk een effect van de stijgende inflatie. Hierdoor ontstaat er een hoger nominaal bbp, wat op zijn beurt weer zorgt voor een lagere procentuele staatsschuld – dit heet het noemereffect.

3.

Hervormingen

Op 1 januari 2020 ging de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) van kracht. De intentie achter deze wet was het stimuleren van het geven van vaste arbeidscontracten. Door de WAB werden WW-premies voor vaste contracten namelijk relatief verlaagd ten opzichte van flexibele contracten. Daarbij werd werkgevers verplicht om na een dienstverband van 12 maanden een vast contracten aan te bieden aan werknemers.

Verder heeft de consument – naast alle crises – vooral wat gemerkt van de verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9%, waardoor de kosten van de basisbehoeften omhooggingen.

4.

Kerncijfers

 

Mutatie (%), tenzij anders vermeld

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gem.

Verschil 2022-2017

BBP (niveau, mrd €)

733

771

812,1

799

861

943,3

819,9

210,3

BBP

2,9

2,4

2,0

-3,9

4,9

4,6

2,2

1,7

Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur) (%)

0,6

-0,2

-0,5

-1,5

2,5

-0,4

-0,1

-1,0

Relevante wereldhandel

4,3

4,0

3,1

-9,3

6,6

6,6

2,6

2,1

Wereldhandelsvolume

4,0

3,8

4,1

-9,1

8,4

4,9

2,7

0,9

Wereldeconomie

3,4

3,6

3,0

-3,2

6,1

4,5

3,0

1,1

Overheidsfinanciën

 

% BBP

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gem.

Verschil 2022-2017

EMU-saldo

1,3

1,5

1,8

-3,7

-2,6

-1,1

-0,5

-2,4

EMU-schuld

56,9

52,4

48,5

54,7

52,4

49,6

52,4

-7,3

Bruto collectieve uitgaven

42,9

38,8

39,3

39,9

39,7

39,2

40,0

-3,7

Collectieve lasten

38,7

38,8

39,3

39,9

39,7

39,2

39,3

0,5

Lonen en prijzen

 

%, tenzij anders vermeld

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gem.

Verschil 2022-2017

Inflatie (hicp) (%)

1,3

1,6

2,7

1,1

2,8

11,4

3,5

10,1

Inflatie (CPI) (%)

1,4

1,7

2,6

1,3

2,7

9,9

3,3

8,5

Arbeidsinkomensquote

72,5

73,0

73,9

74,9

73,3

73,9

73,6

1,4

Olieprijs (USD/vat)

49,3

49,5

64,3

41,8

69,5

69,4

57,3

20,1

Contractloonmutatie marktsector

1,6

2,2

2,4

2,8

2,2

3,1

2,4

1,5

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (1)

 

Dzd, tenzij anders vermeld

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gem.

Verschil 2022-2017

Werkloosheid (%)

4,9

4,9

3,4

3,8

3,4

3,5

3,9

-1,4

Werkloosheid (personen)

440

390

310

357

315

330

357

-110

Groei werkgelegenheid (uren) (%)

2,0

2,7

2,1

-2,7

2,3

1,8

1,4

-0,2

Werkloosheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

285

241

201

221

195

200

224

-85

Bijstand (WWB/IOAW/IOAZ) (personen)

420

405

385

384

385

380

393

-40

Werkloosheids- + bijstandsuitkeringen

705

646

586

605

580

580

617

-125

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

675

678

687

689

692

700

687

25

Uitkeringen ziekte (uitkeringsjaren)

305

336

422

455

463

470

408,5

165

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (2)

 

%

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gem.

Verschil 2022-2017

i/a-ratio

69

67

67

69

69

69

68

0

Bruto participatiegraad 15-74

70,1

70,5

71,2

73,2

73,5

74,8

72,2

4,7

Netto participatiegraad 15-74

66,7

67,8

68,8

69,6

70,4

72,2

69,3

5,7


Meer over