Achtergrond: een informateur van een niet-deelnemende partij
De mogelijke aanwijzing van Ronald Plasterk tot informateur roept vragen op. Zijn eigen partij, de PvdA, is niet betrokken bij de formatie. Dat is niet helemaal uniek, maar er moet terug worden gegaan tot 1926 om een overeenkomstig geval te vinden.
In januari 1926 werd het oud-Tweede Kamerlid voor de VDB (en op dat moment gedeputeerde in Zuid-Holland) J. Limburg formateur van een extraparlementair kabinet. Pogingen om na de val van het kabinet-Colijn een christelijk kabinet te vormen, waren mislukt en daarom werd overgegaan op een andere combinatie. Limburg aanvaardde de opdracht tot kabinetsformatie, zonder te hebben overlegd met zijn eigen partij. De VDB was niet betrokken bij de formatie.
De VDB wees de stap van Limburg zonder meer af. De partij was principieel tegen extraparlementaire kabinetten, omdat zij die strijdig vond met het parlementaire stelsel. Zo'n kabinet hielp bovendien de christelijke partijen uit de brand, na het conflict in 1925 over het gezantschap bij de Paus. Vooral politiek leider Marchant keerde zich fel tegen Limburg; andere VDB-kopstukken waren wat milder.
De kritiek van zijn partijgenoten was voor Limburg reden zijn partijlidmaatschap direct op te geven en ook op te stappen als gedeputeerde.
De formatiepoging van Limburg had overigens geen succes, maar maakte feitelijk wel de komst van het kabinet-De Geer mogelijk. Per 1 mei 1926 benoemde dat kabinet Limburg tot lid van de Raad van State.
Het is de vraag of de PvdA gevolgen verbindt aan een informateurschap van Plasterk om een rechts kabinet mogelijk te maken, en zo ja: welke.