Achtergrond: wie leidt de eerste vergadering?
De Tweede Kamervergadering waarin de gekozen leden worden geïnstalleerd, wordt geleid door eerste ondervoorzitter Roelien Kamminga (VVD). Zij is, anders dan Vera Bergkamp, wel herkozen.
Wat is er bepaald over het leiden van de eerste vergadering en wat veranderde daarin in de parlementaire geschiedenis?
Tot de grondwetsherziening van 1983 begon elk jaar een gewone jaarlijkse zitting op de derde dinsdag in september. Iedere zitting moest er een voorzitter worden benoemd door de Koning. Dat gebeurde aan de hand van een door de (nieuwe) Tweede Kamer opgestelde voordracht van drie personen. Nummer één werd altijd benoemd tot Voorzitter. De nummers twee en drie werden ondervoorzitter.
Tot 1918 werd de eerste vergadering van een nieuwgekozen Tweede Kamer geleid door het oudste lid (de 'doyen d'âge' of 'ouderdomsdeken'). Dat was in de periode 1874-1880 bijvoorbeeld Baron de Bieberstein Rogalla Zawadsky, die dat tot hoge leeftijd (84 jaar) deed. In 1898 was de toen 74-jarige J.F. Jansen als oudste lid voorzitter, hoewel hij nog slechts drie maanden Kamerlid was. De laatste 'deken' die de eerste vergadering leidde was jhr. De Savornin Lohman.
Sinds 1918 is het niet meer de deken, maar de laatst afgetreden Voorzitter die de eerste vergadering leidt. Dat is nadien zo gebleven.
Als de (zittende) Voorzitter niet terugkeert in de nieuwgekozen Tweede Kamer dan neemt een laatst afgetreden Voorzitter die taak waar en anders de laatste oud-eerste ondervoorzitter (en eventueel een oud-tweede ondervoorzitter). Als er ook geen oud-ondervoorzitters zijn dan moet het lid met de meeste Kamerervaring de eerste vergadering leiden. Dat is nog nooit gebeurd.
Sinds 1983 zijn er geen jaarlijkse zittingen meer, maar geldt de verkiezing van de Tweede Kamervoorzitter in principe voor vier jaar.