Een nijver volkje

3 november 2023, column J.Th.J. van den Berg

Toen de koning nog de kabinetsformatie begeleidde, was het gebruik dat hij op de dag na de Kamerverkiezingen drie vaste raadgevers bij zich riep om hem te adviseren over de uitslag van de verkiezingen en de gewenste loop van de formatie. Dat waren de vicepresident van de Raad van State en de beide Kamervoorzitters. Zo ging het al sinds het einde van de negentiende eeuw. Het had wel iets geruststellends: politieke leiders mochten nog even genieten van de euforie van de winst of rouwen om het verlies.

Sinds 2012 is dat niet meer zo. De beoogde fractievoorzitters moeten onmiddellijk in de benen om de Kamervoorzitter te adviseren wie er ‘verkenner’ moet worden in de nieuwe kabinetsformatie. Hij of zij moet immers klaar zijn, als de nieuw gekozen Tweede Kamer voor het eerst bijeenkomt, na ongeveer twee weken, zodat die de eerste informateur kan aanwijzen.

Je kan niet zeggen, dat de Kamer tijd verloren laat gaan. Onze politici vormen een nijver volkje dat geen dag wacht. De vraag is of dat verstandig is: liever enig tijdverlies en ontnuchtering aan het begin en informeel aftasten wat de verkiezingsuitslag nu eigenlijk te betekenen heeft dan dit overhaaste gedoe. Dit in schril contrast, met alle tijd die in latere onderhandelingen wordt genomen, soms zelfs met inbegrip van vakanties zoals in 2017 en 2021. In die fase opschieten zou heel wat meer helpen; die vakantie kan beter aan de formatie vooraf gaan.

Toegegeven, de twee eerste formaties ‘zonder koning’ begonnen met zo’n onmiddellijke verkenning en er bleek naderhand weinig op aan te merken. Ook de evaluaties van de nieuwe formatiemethode door onderzoekers van de Radbouduniversiteit in 2012 en 2017 gaf daarom weinig aandacht aan de eerste verkenning1). Pas in 2021 liep het juist die eerste weken uit de hand, dankzij het welbekende ‘positie Omtzigt; functie elders’ in het interne verslag van de twee verkenners, Jorritsma en Ollongren.

Eerst toen werd goed nagedacht over de vraag naar de betekenis van de eerste verkenning en de persoon van de verkenner. Dat is een tikkeltje vreemd, want juist in die eerste dagen wordt vaak de richting van de formatie bepaald. Een verkenner of eerste informateur weet dat niet alleen, maar hij of zij zal zijn tijd gebruiken om betrokken partijen nog eens goed te laten nadenken en hij zal alternatieven onderzoeken om alle partijen recht te doen. Het derde evaluatierapport besteedt dus ruim aandacht aan de verkenner2) en dat heeft de Tweede Kamer nog veel intensiever gedaan. Zij heeft zelfs om een voorlichting gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Beetje onzin: zulke kwesties dient de Tweede Kamer zelf op te lossen. Het Nijmeegse rapport leverde voldoende evenwichtig materiaal.

Niettemin kwam de Afdeling advisering3) met een definitie van de verkenningsfase die zinvol is en aansluit bij het derde rapport uit Nijmegen: inventarisatie van de opvattingen van de fracties over de verkiezingsuitslag; de consequenties voor de richting van de formatie; de mogelijkheden van coalitievorming en advies over een daarbij passende informateur. De verkenner zou een vaste functionaris kunnen zijn of een telkens opnieuw aan te wijzen persoon ‘met enige afstand tot de dagelijkse politiek’. De Tweede Kamer heeft de taakomschrijving overgenomen maar het idee van een vaste functionaris – de vicepresident van de Raad van State – afgewezen.

Vervolgens was er roerende eensgezindheid over de verkenner als een ‘politicus op afstand’. Zowel de rapporteurs uit Nijmegen, als de afdeling advisering en de Kamer zelf wilden dat. Alsof de geschiedenis bevestigt dat dit de vereiste figuur is. Politici ‘met afstand’ die succesvol waren: Marinus Ruppert in 1972/1973, Herman Tjeenk Willink (1994, 2021)4) en Piet-Hein Donner in 2002. Maar, er was ook het hilarische fiasco van Vrolijk en Verdam, in 1977.

Daartegenover staan de voorbeelden van het tegendeel: de informateurs/verkenners die juist vertrouweling van de (toekomstige) premier waren en die tot volle tevredenheid van alle betrokkenen functioneerden, vaak zelfs van latere oppositiepartijen. Te denken valt aan Jan de Koning (1986, vertrouweling Lubbers), Klaas de Vries (1998, vertrouweling Kok), Henk Kamp (2012)5) en Edith Schippers (2017, beiden vertrouweling van Rutte). Deze vier voorbeelden laten zien dat niet de functionele afstand tot de dagelijkse politiek beslissend is, maar eerder de loyale en tegelijk kritische onafhankelijkheid van de vertrouweling.


  • 1) 
    Paul Bovend’Eert, Carla van Baalen en Alexander van Kessel, Zonder koningin. Het officiële rapport over de formatie van 2012, Amsterdam: Elsevier Boeken 2015; Paul Bovend’Eert, Peter Bootsma en Alexander van Kessel, Formeren anno 2017. Evaluatie van de langste kabinetsformatie uit de parlementaire geschiedenis, Deventer: Wolters Kluwer 2019.
  • 2) 
    Carla van Baalen, Paul Bovend’Eert, Alexander van Kessel en Mark van Twist, Het vertrouwen zoek. De kabinetsformatie 2021/22 geëvalueerd, Nijmegen: Uitgeverij Vantilt 2023.
  • 3) 
    Verzoek om voorlichting inzake de verkenningsfase van de kabinetsformatie, Kamerstukken II, 2023/24, 35 788, nr. 224
  • 4) 
    Tjeenk Willink is vaker informateur geweest, (1999, 2010, 2017) maar in 1994 en in 2021 voornamelijk als verkenner, in het laatste jaar na het falen van eerdere verkenningspogingen.
  • 5) 
    De namen van informateurs/verkenners tot 2012 ontleen ik aan: Carla van Baalen en Alexander van Kessel (red.), Kabinetsformaties 1977 – 2012, Amsterdam: Boom 2016. Daar ook meer over feiten en omstandigheden.


Andere recente columns