Achtergrond: strijd om voorzitterschap Senaat niet meer uitzonderlijk
Vandaag kiest de Eerste Kamer haar voorzitter. Er zijn twee kandidaten: de zittende voorzitter Jan Anthonie Bruijn en Mei Li Vos, tot voor kort fractievoorzitter van de PvdA-senaatsfractie.
Een strijd om het voorzitterschap is niet meer uitzonderlijk. De eerste keer vond die plaats in 2003 toen Yvonne Timmerman (CDA) PvdA'er Erik Jurgens in de tweede stemronde met 37 tegen 34 stemmen versloeg.
Ook in 2013 was er volop strijd. Ankie Broekers (VVD) haalde pas in de derde ronde een meerderheid. Zij kreeg 41 stemmen, tegen 30 voor CDA'er Hans Franken. In 2019 had Bruijn eveneens drie rondes nodig om te worden gekozen. Bij de derde stemming versloeg hij Ruard Ganzevoort (GroenLinks) met 34 tegen 28 stemmen.
Zittende voorzitters werden na 1983 wel als regel met ruime steun herkozen. Die ruime steun was er ook voor de tussentijds gekozen Frits Korthals Altes en René van der Linden.
Sinds de Grondwetsherziening van 1983 kiest de Eerste Kamer zelf haar voorzitter. Voordien benoemde het kabinet de voorzitter, voorafgaand aan de opening van de nieuwe parlementaire zitting. Aangezien de Eerste Kamervoorzitter de Verenigde Vergadering leidde bij de opening van de zitting, was benoeming praktisch gezien nodig. Sinds 1983 bestaan zittingen niet meer en dus ook niet de opening (en sluiting) daarvan.
Tot ca. 2000 was het gebruikelijk dat de Eerste Kamervoorzitter een andere 'politieke kleur' had dan de Tweede Kamervoorzitter. Nadat in december 1972 Anne Vondeling (PvdA) tot voorzitter van de Tweede Kamer was gekozen, maakte zijn partijgenoot Maarten de Niet in 1973 in de Eerste Kamer plaats voor KVP'er Theo Thurlings.