Grote minderheid 'Kamerbewoners' ervaart sociale onveiligheid
DEN HAAG (PDC) - Een 'grote minderheid' van Kamerleden, fractiemedewerkers en ambtenaren in de Tweede Kamer ervaart grensoverschrijdend gedrag. Dit blijkt uit het rapport over sociale onveiligheid van een onderzoekscommissie van de Universiteit Utrecht. In het rapport concluderen de onderzoekers dat het gaat om meer dan een reeks losse incidenten en dat het huidige beleid voor sociale veiligheid tekortschiet.
De commissie deed onderzoek onder 428 ambtenaren, 173 fractiemedewerkers en 38 Kamerleden. Dertig personen werden geïnterviewd. Hieruit bleek dat de sociale onveiligheid wordt ervaren in de vorm van "kleinerende opmerkingen, roddelen, zwartmaken, discriminatie, delen van persoonlijke, vertrouwelijke informatie met anderen, sabotage en expres tegenwerken, pesten, schelden en schreeuwen”. Tegelijkertijd stelde een groot deel van deze 'Kamerbewoners' dat zij zich "in algemene zin en gemiddeld genomen sociaal veilig voelt in de Tweede Kamer”.
Het onderzoek stelt dat de belangrijkste veroorzakers van het onwenselijke gedrag ambtelijk leidinggevenden en Kamerleden zijn. De gekozen politici en hun politieke medewerkers lijken zich daardoor veiliger te voelen dan uitvoerende ambtenaren. Dat komt volgens de onderzoekers door de positie van Kamerleden, die direct verkozen zijn en in principe niet ontslagen kunnen worden, en de verharding van het politieke debat.
Aanleiding voor het onderzoek waren meerdere signalen van een sociaal onveilige werkomgeving die Kamervoorzitter Vera Bergkamp ontving. Het meest bekend zijn de klachten over voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib. Zij stapte vorig jaar uit de Kamer na beschuldigingen over grensoverschrijdend gedrag in haar tijd als Kamervoorzitter. Als gevolg van de situatie rond Arib stapte een groot deel van de ambtelijke leiding van de Tweede Kamer al op.
Bron: NRC, Algemeen Dagblad