Aanpak energiecrisis: energie steken in samenwerken
DEN HAAG (PDC) Met zijn inleidende presentatie aan de hand van verschillende grafieken, wist Marko Bos (econoom) twee belangrijke spanningen wat betreft de Europese aanpak van de energiecrisis bloot te leggen: de grote onderlinge verschillen tussen lidstaten en de spanning tussen het beleid voor de korte en lange termijn. Onder leiding van Mendeltje van Keulen (lector Changing Role of Europe, Haagse Hogeschool en Montesquieu-fellow) bogen panelleden Suzanne Kröger (Tweede Kamerlid GroenLinks), Bijou van der Borst (onderzoeksjournalist, Investico) en Marko Bos zich over deze en gerelateerde thema’s. Gedurende het debat 'De Europese aanpak van de energiecrisis: van duur naar duurzaam?', dat afgelopen vrijdag plaatsvond in het Nutshuis in Den Haag, was er daarnaast ook gelegenheid voor vragen van het aanwezige publiek.
"We zijn eigenlijk gered door twee zachte winters" was één van Bos’ conclusies tijdens zijn inleidende presentatie, verwijzend naar de huidige energiecrisis ten gevolge van de Russische inval van Oekraïne. Na de inleiding opende Van Keulen het debat door Kröger te vragen hoe zij als Kamerlid te maken heeft met dit onderwerp. Kröger stelde dat de door Bos benoemde spanning tussen het nastreven van de duurzame transitie op lange termijn en het willen bewerkstelligen van energiezekerheid op korte termijn ook in de Tweede Kamer hoog op de agenda is komen te staan. Het grootste risico in de huidige geopolitieke situatie is in haar ogen de ‘fossiele reflex’ die op lange termijn nadelige gevolgen kan hebben. Bos sloot zich daarbij aan door te stellen dat we in de huidige situatie moeten accepteren dat fossiele brandstoffen nodig zijn, maar dat we ons tegelijkertijd niet moeten laten belemmeren in ons streven op lange termijn de duurzame transitie te doorlopen. Volgens Kröger zou de spanning weggenomen kunnen worden door energiebesparing, die zowel voor de korte als lange termijn positieve gevolgen zal hebben. Van der Borst merkte hierbij op dat energiebesparing, onder andere door het narratief van de gaslobby dat CO2-reductie belangrijker is, actief naar de achtergrond wordt gedreven.
Het tweede thema dat naar voren kwam uit de inleiding van Bos was dat er onder de lidstaten grote verschillen bestaan op het gebied van energieconsumptie en hun energiemarkt. Dit riep de vraag op of energiebeleid wel op Europees niveau georganiseerd dient te worden en, zoals iemand uit het publiek toevoegde: of dit intergouvernementeel of supranationaal vormgegeven dient te worden. In grote lijnen waren de panelleden het met elkaar eens dat hierin zeker een rol is weggelegd voor ‘Europa’. Kröger stelde hierover dat er nog veel meer samenwerking nodig is op energiegebied. Het is op lange termijn niet wenselijk dat lidstaten voor zichzelf keuzes maken. Interconnectiviteit, zo benadrukt ze, is van groot belang voor duurzame energiewinning. Wel stelde ze dat er ook op het niveau van de nationale politiek nodige maatregelen getroffen kunnen worden, bijvoorbeeld wat betreft de verduurzaming van huurwoningen.
Van der Borst benadrukte dat er bij Europese samenwerking wel een grote hoeveelheid planning komt kijken, vooral in het kader van ruimtelijke ordening. Zo moet afgestemd worden welk land de productie van bepaalde grondstoffen op zich neemt en moeten er over het eigendom van deze grondstoffen ook duidelijke afspraken worden gemaakt. Afspraken en samenwerking tussen de verschillende spelers is sowieso cruciaal in de energietransitie, concludeerde Bos aan het eind van het debat. Alleen als in de Europese Unie, tussen lidstaten en door burgers onderling wordt samengewerkt kunnen toekomstige generaties ook rekenen op een duurzame energievoorziening. Kortom, zoals Van der Borst stelde: ‘veel om over na te denken’.
Dit evenement werd georganiseerd in samenwerking met het Liaisonbureau van het Europees Parlement in Nederland.